belasting besparen

10 tips voor iedereen die geld wil besparen op belasting

Geld besparen? Fiscalisten Coöperatie geeft tips! Belasting is voor velen onoverzichtelijk, vervelend en een grote kostenpost. Maar: goed nieuws! Met onze tips kun jij wellicht wat kosten besparen. Lees onderstaande tips, dat kan je portemonnee ten goede komen.

Geld besparen: klik op een tip om er meer over te lezen.

Met ingang van 1 januari 2017 verandert box 3. Het vaste forfaitaire rendement van 4% wordt vervangen door drie schijven met jaarlijkse veranderende rendementen. Voor de peildatum 1 januari 2017 zijn deze als volgt vastgesteld:

Vermogensschijf Vermogen (na aftrek heffingsvrij vermogen) Forfaitair rendementspercentage
1 Minder of gelijk aan 75.000 euro 2,87%
2 Tussen de 75.000 en 975.000 euro 4,60%
3 Meer dan 975.000 euro 5,39%

Het belastingtarief in box 3 blijft 30%. Het heffingsvrij vermogen (een vast bedrag dat is vrijgesteld van belasting) wordt verhoogd naar 25.000 euro per persoon.

De nieuwe tarieven zijn voordeliger voor de lagere vermogens en nadeliger voor de hogere vermogens. Het omslagpunt ligt rond een vermogen van € 245.000 Tot dat vermogen betaal je in 2017 minder belasting dan in 2016. Is je vermogen groter, dan zal je in 2017 meer belasting gaan betalen.

Wil je jouw box 3 vermogen verlagen? Denk dan eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal 57.213 euro (bedrag 2016). Heb je een fiscale partner? Dan bedraagt de vrijstelling voor jou en je partner het dubbele: 114.426 euro. Naast de vrijstelling in box 3 heb je ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.

Tip:
Check wel altijd eerst of het fonds waarin je wilt beleggen door de Belastingdienst is aangewezen als een groen fonds. Is dat niet het geval, dan geldt de vrijstelling en de heffingskorting niet.

Alle zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt, hoef je niet op te geven in box 3. Hierbij kun je denken aan inboedel, een auto, boot of caravan, maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Ben je van plan binnenkort een dergelijke aanschaf te doen, zorg dan dat uje deze aanschaf uiterlijk 31 december hebt gedaan en betaald. In de box 3 heffing per 1 januari 2017 zal dit vermogen dan niet meer worden meegenomen.

Let op!
Er geldt een antimisbruikmaatregel. Kan de Belastingdienst aannemelijk maken dat jij de zaken hoofdzakelijk ter belegging hebt gekocht? Dan behoren deze zaken wel tot het vermogen in box 3. Ook als je deze zaken tevens persoonlijk gebruikt.

Ook voorwerpen van kunst en wetenschap zijn vrijgesteld in box 3. Wil je jouw box 3-vermogen per 1 januari 2017 verlagen, overweeg dan een investering in voorwerpen van kunst of wetenschap.

Let op!
Ook hier geldt een antimisbruikmaatregel. De vrijstelling geldt niet als de voorwerpen voor tenminste 70% ter belegging dienen.

Investeer je in zonnepanelen? Dan levert dat een aantal financiële en fiscale voordelen op. De zonnepanelen hoef je namelijk niet in box 3 op te geven, waardoor je een besparing in box 3 realiseert. Daarnaast kun je de btw met betrekking tot de zonnepanelen terugvragen bij de Belastingdienst. Je wordt namelijk als particulier met zonnepanelen voor de btw aangemerkt als ondernemer. Tenslotte gaan jouw energiekosten omlaag omdat je zelf een deel van jouw energie opwekt via de zonnepanelen. Door al deze voordelen zal het rendement op de zonnepanelen vele malen hoger zijn dan op een gewone spaarrekening. Investeer daarom in zonnepanelen en word je eigen energieleverancier.

Particuliere eigenaren kunnen de kosten van onderhoud aan hun rijksmonumentenpand in 2016 en 2017 nog fiscaal in aftrek brengen. Vanaf 2018 is dit niet meer mogelijk omdat de aftrek van monumentenpanden wordt afgeschaft. Oorspronkelijk was het de bedoeling om de aftrek monumentenpanden met ingang van 2017 al af te schaffen, maar na protest uit de Tweede Kamer is aangekondigd dat de aftrek monumentenpanden in ieder geval in 2017 nog mogelijk blijft.

Als de aftrek monumentenpanden in 2018 wordt afgeschaft komt hiervoor in de plaats een subsidieregeling voor sober en doelmatig onderhoud van waarschijnlijk 35% van de onderhoudskosten. Hierbij komen onderhoudskosten van minimaal 2.000 euro en waarschijnlijk maximaal 30.000 euro per twee jaar voor subsidie in aanmerking. Per saldo bedraagt de subsidie minimaal 700 euro en maximaal 10.500 euro per twee jaar. Voor grootschalige ingrepen kan volledige financiering bij het revolving fund worden aangevraagd. Vanaf 2019 komt een heel nieuw financieel stelsel voor monumentenzorg.

Voor 2017 was  een overgangsregeling voorzien  in de vorm van een subsidieregeling voor eigenaren die in 2016 onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan. Nu de aftrek monumentenpanden in 2017 nog blijft bestaan is het onduidelijk of deze overgangsregeling voor 2018 ook wordt ingevoerd. 

Tip:
Pleeg en betaal je onderhoud nog zoveel mogelijk in 2016 en 2017. Je kunt dan in ieder geval nog gebruikmaken van de fiscale aftrek.

Particulieren die een opleiding of studie voor een beroep volgen, kunnen alleen nog in 2016 en 2017 de kosten hiervan in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Met ingang van 2018 vervalt deze aftrekpost. In plaats daarvan komt een regeling met scholingsvouchers voor mensen die uit zichzelf minder snel geneigd zijn om scholing te volgen, maar waarvan het maatschappelijk belang van scholingsdeelname groot is. De exacte invulling van de nieuwe regeling is nog niet bekend en wordt naar verwachting in het voorjaar 2017 in de Staatscourant gepubliceerd.

De scholingsvouchers zullen met name terechtkomen bij mensen met een hoogste genoten opleiding op het niveau mbo-4 en mensen met maximaal een havo/vwo-diploma. Hoger opgeleiden zullen naar verwachting alleen toegang krijgen tot de regeling indien ze werkzaam zijn in een kwetsbaar beroep of kwetsbare sector. De scholingsvouchers zullen naar verwachting een waarde krijgen van maximaal 2.500 euro. Voor de scholingsvouchers komt in de periode 2018-2022 maximaal 90,8 miljoen euro beschikbaar per jaar, daarna maximaal 112 miljoen euro per jaar. Dit is een halvering van het budgettaire beslag van de aftrek scholingsuitgaven dat voor 2018 geraamd was op 218 miljoen euro per jaar.

Let op!
De scholingsvouchers zijn bedoeld voor een gerichte doelgroep. De kans is aanwezig dat je niet tot deze doelgroep behoort. Start daarom nog dit jaar een opleiding of studie voor een beroep en profiteer nog tot en met 2017 van de fiscale aftrek.

Tip:
Er komt een overgangsregeling voor studenten die een langdurige opleiding zijn aangegaan op het moment dat nog niet bekend was dat de aftrek scholingsuitgaven zou worden afgeschaft. Deze studenten kunnen vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de nominale duur van hun opleiding jaarlijks rekenen op een scholingsvoucher.

Koop nog dit jaar een lijfrente of stort geld op jouw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Dit wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. Laat je vooraf informeren over alle voorwaarden en de hoogte van de maximaal aftrekbare premie.

Tip:
Zorg dat je de bedragen in 2016 betaalt. Alleen dan kun je deze nog in aftrek brengen in jouw aangifte inkomstenbelasting 2016.

Met betrekking tot jouw aanslag inkomstenbelasting 2015 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2016 een rente van 4%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met het huidige rendement op een spaarrekening. Voorkom dat je deze hoge rente verschuldigd wordt en controleer of jouw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.

Tip:
Vraag ook een nieuwe lagere voorlopige aanslag aan als jouw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kun je niet meer “sparen” bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

Heb je de afgelopen jaren sterk schommelende inkomsten gehad in box 1, dan heb je misschien meer belasting betaald dan bij gelijkmatige inkomsten het geval zou zijn. In zo’n geval kun je door middel van middeling proberen geld terug te vragen bij de Belastingdienst. Middeling vindt plaats door voor drie aaneengesloten kalenderjaren uit te gaan van de gemiddelde inkomsten. Houd hierbij rekening met een drempel van 545 euro. Alleen het meerdere boven deze 545 euro krijg je van de Belastingdienst terug.

Let op!
Middeling gaat niet automatisch. Je moet hiervoor zelf een schriftelijk verzoek indienen bij de Belastingdienst.

auto

6 geldbesparende tips voor automobilisten

Fiscalisten Coöperatie geeft tips! Ben jij vaak op de weg te vinden met je eigen auto of de auto van de zaak? Lees onderstaande tips dan goed, dat kan je portemonnee ten goede komen.

Lees meer door op de tips te klikken.

Heb jij een auto van de zaak? Per 1 januari 2017 wordt de standaardbijtelling verlaagd van 25% naar 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM). Alleen voor auto’s die geen CO2 uitstoten, geldt vanaf volgend jaar nog een lagere bijtelling van 4% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM).

Deze percentages gelden alleen voor nieuwe auto’s. Dat wil zeggen: auto’s die pas vanaf 1 januari 2017 op de weg rijden. Voor ‘oudere’ auto’s gelden andere percentages.

Let op!
Valt jouw auto op dit moment in de bijtelling van 25%? Dan blijft dit ook in 2017 zo. Na 60 maanden valt deze auto niet terug naar een bijtelling van 22%.

Wil je in een milieuvriendelijke nieuwe auto van de zaak gaan rijden? Schaf deze auto dan in 2016 nog aan. Voor zeer zuinige auto’s (met een CO2-uitstoot groter dan 0, maar niet groter dan 50 gr/km) met een eerste toelating op de weg in 2016, geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van 15%. Heeft dezelfde auto een eerste toelating op de weg in 2017, dan bedraagt de bijtelling 22%. Dit scheelt dus nogal in de portemonnee!

Voor zuinige auto’s (CO2-uitstoot groter dan 50 gr/km, maar niet groter dan 106 gr/km) is het verschil tussen eerste toelating op de weg 2016 en 2017 minder groot: slechts 21% in plaats van 22%.

Let op!
De bijtelling voor de zeer zuinige en zuinige auto met eerste toelating op de weg in 2016 geldt gedurende 60 maanden. Houd er rekening mee dat na deze 60 maanden deze auto’s allebei terugvallen naar een bijtelling van 25%.

Voor een auto van de zaak met eerste toelating op de weg in 2016 met een CO2-uitstoot groter dan 106 gr/km, geldt momenteel een bijtelling van 25%. Heeft dezelfde auto een eerste toelating op de weg in 2017 (of later), dan bedraagt de bijtelling 22%. Wilt u zo’n minder zuinige auto aanschaffen, dan scheelt het jaarlijks 3% bijtelling als de auto een eerste toelating op de weg heeft in 2017.

Een lagere bijtelling dan 25% geldt gedurende een termijn van maximaal 60 maanden. Heeft u een auto van de zaak met een lagere bijtelling die op kenteken is gezet in 2012, houd er dan rekening mee dat in deze lagere bijtelling in 2017 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 25% (en dus geen 22%).

Tip:
Het verval van de lage bijtelling na 60 maanden geldt voor alle auto’s. Dus ook de auto die nu nog een 0% bijtelling kent zal na 60 maanden terugvallen naar een bijtelling van 25%.

Koop je nog in 2016 een milieuvriendelijke auto? Dan kom je mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor een waterstofpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km, voor de elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km en voor de plugin-hybride met een CO2-uitstoot van maximaal 30 gr/km (geen dieselauto). Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Soort auto CO2-uitstoot MIA% Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag
Waterstofpersonenauto 0 36% 50.000 euro
Elektrische auto 0 36% 50.000 euro
Plug-in hybride Maximaal 30 27% 35.000 euro

Let op!
Om in aanmerking te komen voor de MIA, moet de investering binnen drie maanden nadat je de investeringsverplichting bent aangegaan melden bij RVO.nl. Ben je te laat? Dan kom je niet meer in aanmerking voor de aftrek.

Het is nog niet bekend of de MIA ook in 2017 geldt voor de milieuvriendelijke auto, omdat pas eind 2016 de nieuwe milieulijsten voor de MIA 2017 bekend worden gemaakt.

Tip:
Wordt jouw auto pas in 2017 geleverd, maar ben je in 2016 de investeringsverplichting al aangegaan? Meld jouw investering dan binnen drie maanden na aangaan van de investeringsverplichting bij RVO.nl. Jouw auto maakt dan nog gebruik van de MIA 2016. Meld je je te laat? Dan kom je niet meer in aanmerking voor de MIA, ook niet voor de MIA 2017.

Ook voor de oplaadpaal van de elektrische auto op eigen terrein en voor eigen gebruik geldt in 2016 nog de MIA. Het aftrekpercentage voor de oplaadpaal bedraagt 36%. Daarnaast mag op deze laadpaal voor 75% willekeurig afgeschreven worden (VAMIL). Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische auto worden aangemeld.

De tarieven in de motorrijtuigenbelasting voor personenauto’s gaan per 1 januari 2017 met 2,7% omlaag. Voor plug-in hybride auto’s (CO2-uitstoot van 1-50 gr/km) blijft de MRB (net als nu) de helft van het reguliere tarief. Nul-emissieauto’s blijven volledig vrijgesteld van MRB.

DGA

12 fiscale tips voor de DGA en zijn of haar BV

Fiscalisten Coöperatie geeft tips! Ben jij directeur-grootaandeelhouder bij een bv? Dan zijn er een aantal fiscale zaken waar je goed op moet letten. Wij geven 12 uitgebreide tips die jouw fiscale keuzes wat makkelijker maken.

Klik op een tip om er meer over te lezen.

Een dga kan net als een gewone werknemer pensioen opbouwen. Een gewone werknemer moet dat doen bij een professioneel pensioenfonds of verzekeraar. Een dga kan dat ook in eigen beheer doen: bij zijn of haar eigen bv. Als de Eerste Kamer straks instemt met de plannen, is het vanaf 2017 echter niet meer mogelijk om als dga fiscaal vriendelijk pensioen in eigen beheer op te bouwen. Bouw je nu nog pensioen in eigen beheer op? Zorg dan dat je in 2017 niet voor een onaangename fiscale verrassing komt te staan en onderneem vóór 1 april 2017 de volgende acties:

  • Maak het pensioen in eigen beheer premievrij: laat de ava (algemene vergadering van aandeelhouders) dit besluit nemen en leg dit tijdig in notulen vast.
  • Leg het stopzetten van de opbouw van het eigenbeheerpensioen vast in de pensioenbrief waarin de pensioenafspraken met uw bv zijn vastgelegd.
  • Pas de pensioenbrief aan in geval van een extern verzekerd nabestaandenpensioen. Leg vast dat de aanspraak op het nabestaandenpensioen ongewijzigd doorloopt bij de externe verzekeraar.
  • Pas een eventuele risicodekking ter afdekking van het overlijdensrisico aan.

Let op!
Deze acties zijn noodzakelijk om te voorkomen dat je pensioenaanspraak niet meer wordt gezien als pensioen. In dat geval wacht jou namelijk een forse afrekening. Je bent dan loonheffing verschuldigd van maximaal 52% over de commerciële waarde van het opgebouwde pensioen. Die is aanzienlijk hoger dan de waarde van de pensioenaanspraak op de fiscale balans van de bv en je betaalt ook nog 20% revisierente. Onderneem de acties daarom voor 1 april 2017.

Naast het stopzetten van het fiscaal vriendelijk opbouwen van pensioen in eigen beheer, biedt de wetgeving vanaf 2017 drie mogelijkheden voor het reeds opgebouwd pensioen in eigen beheer:

  1. Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde gevolgd door afkoop met een korting en zonder revisierente.
  2. Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde gevolgd door omzetting in een oudedagsverplichting (OV).
  3. Het bevriezen van het bestaande pensioen in eigen beheer.

Afkopen kan in 2017, 2018 en 2019. De korting wordt echter elk jaar lager:

  • 34,5% in 2017
  • 25% in 2018
  • 19,5% in 2019

De korting wordt toegepast op de fiscale waarde per 31 december 2015. Koop je af in 2017, dan ben je loonheffing verschuldigd over 65,5% van de fiscale balanswaarde per 31 december 2015. Het verschil tussen de fiscale waarde per afkoopdatum en per 31 december 2015 wordt voor 100% belast. Het jaar van afkoop is niet van invloed op de revisierente: zowel bij afkoop in 2017, als 2018, als 2019 ben je geen revisierente verschuldigd.

Ook omzetten in een oudedagverplichting kan in de jaren 2017, 2018 en 2019. Zet je om in een oudedagverplichting en wil je alsnog afkopen? Dan is dit in de jaren tot en met 2019 nog mogelijk met de korting en zonder revisierente.

Tip:
Welke keuze je moet maken is niet eenvoudig te bepalen. Ook is niet elke keuze altijd mogelijk, bijvoorbeeld omdat liquide middelen voor afrekening met de Belastingdienst ontbreken of omdat de instemming van een ex-partner nodig is. Overleg met een van onze fiscalisten over jouw mogelijkheden en de voor- en nadelen van de mogelijke keuzes in jouw persoonlijke situatie.

Heb je ook nog een deel van jouw pensioen extern bij een verzekeringsmaatschappij verzekerd, dan kan dit alleen vóór 1 april 2017 nog worden overgedragen naar pensioen in eigen beheer. Dit kan aantrekkelijk zijn als je het pensioen in eigen beheer wilt afkopen of wilt omzetten in een oudedagverplichting.

Overleg met onze adviseurs of het terughalen van extern verzekerd pensioen raadzaam is. Neem daarbij ook je oorspronkelijke redenen om het pensioen extern te verzekeren in afweging. Houd er bovendien rekening mee dat bij afkoop de korting niet kan worden toegepast op dit deel van het pensioen, omdat dit op 31 december 2015 nog niet in eigen beheer verzekerd was.

Tip:
Zorg dat het extern verzekerd pensioenkapitaal uiterlijk 31 maart 2017 is overgedragen. Wil je de externe opbouw van pensioen juist voortzetten? Maak dan een nieuwe pensioenbrief op. Hierin moet worden vastgelegd dat alleen de extern ondergebrachte pensioenaanspraken worden voortgezet.

Als je het pensioen in eigen beheer wilt afstempelen, afkopen en/of wilt omzetten zal je (ex)partner moeten instemmen. Deze handelingen hebben namelijk ook gevolgen voor zijn/haar pensioenrechten. Houd hier rekening mee als je nadenkt over het pensioen in eigen beheer en overleg met je (ex)partner.

Vanwege het pensioen in eigen beheer kan in veel gevallen op dit moment geen dividend uitgekeerd worden. Door afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer zal het eigen vermogen van de bv verbeteren. De mogelijkheid om dividend uit te keren neemt daarmee toe. Bovendien bestaat er dan geen risico meer dat de dividenduitkering wordt aangemerkt als een pensioenafkoop met daarbij behorende enorme belastingaanslagen.

Let op!
Alvorens je dividend uit kunt keren zal de algemene vergadering (van aandeelhouders) eerst moeten vaststellen of het eigen vermogen ook na de uitkering groter is dan de wettelijke en statutaire reserves (balanstest). Hierna moet het bestuur nog goedkeuring geven. Deze goedkeuring kan niet worden gegeven als het bestuur weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de bv na uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden (uitkeringstoets).

Je hebt er dit jaar nog niets aan, maar het is wel een goed vooruitzicht. De vennootschapsbelasting wordt vanaf 2018 namelijk verminderd door een stapsgewijze verlenging van de eerste tariefschijf (20%). In 2018 wordt de eerste tariefschijf verlengd van 200.000 euro naar 250.000 euro, in 2020 van 250.000 euro naar 300.000 euro en in 2021 van 300.000 euro naar 350.000 euro.

Met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting 2015 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2016 een rente van 8%! Voorkom dat je deze hoge rente verschuldigd wordt en controleer of jouw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.

Tip:
Vraag ook om een lagere voorlopige aanslag als je voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kun je niet meer “sparen” bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

Met de innovatiebox kan het belastingtarief in de vennootschapsbelasting op winst uit innovatieve activiteiten worden verlaagd. Vanaf 2017 worden de nexusbenadering en toegangscriteria in de innovatiebox geïntroduceerd. De nexusbenadering betekent dat een deel van de voordelen uit innovatieve activiteiten niet in aanmerking komt voor de innovatiebox. Dit is het geval als een gedeelte van de uitgaven verband houdt met het uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk aan een verbonden lichaam (dochter- moeder- of zustermaatschappij).

Het toegangsticket voor de innovatiebox wordt de S&O-verklaring. Bij een nettogroepsomzet van meer dan 50 miljoen euro per jaar (250 miljoen euro in vijf jaar) of brutovoordelen uit innovatieve activa van meer dan 7,5 miljoen euro per jaar (37,5 miljoen euro in vijf jaar), moet vanaf 2017 naast de S&O-verklaring een tweede toegangsticket worden overlegd. Denk hierbij aan een octrooi, naar hun aard met octrooien vergelijkbare rechten als utility models, kwekersrechten, et cetera.

In een VBI (een vrijgestelde beleggingsinstelling) zijn de beleggingsresultaten van beleggingen onder voorwaarden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Tot 20 september 2016 15:15 uur kon je overtollig vermogen uit een bv fiscaal geruisloos afsplitsen naar een VBI. Vanaf die datum kan dit niet meer en moet in box 2 worden afgerekend over de positieve aanmerkelijkbelangclaim.

Tip:
Indien het verzoek om de VBI-status te verlenen voor 20 september 2016 15:15 uur bij de Belastingdienst is ingediend, kun je nog geruisloos afsplitsen. Ditzelfde geldt als voor die datum al vooroverleg of daaropvolgende correspondentie met de Belastingdienst heeft plaatsgevonden over de VBI-status.

Daarnaast wordt voortaan box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een VBI maar binnen 18 maanden weer terugkomt in box 3, gedurende al die tijd zowel in box 2 als box 3 belast.

Tip:
De belastingplichtige die aannemelijk maakt dat het vermogen om zakelijke reden binnen 18 maanden weer naar box 3 gehaald is, kan dubbele heffing (in box 2 en 3) voorkomen.

Tenslotte wordt het forfaitair rendement uit een VBI vanaf 2017 gelijk aan het hoogste rendement in box 3 (in 2017 5,39%).

Word je voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2017 als starter aangemerkt? Dan kun je het gebruikelijk loon vanaf 2017 vaststellen op het wettelijk minimumloon. Deze maatregel geldt op dit moment tot 1 januari 2022, maar kan eventueel verlengd worden.

Tip:
Ook in 2016 kun je waarschijnlijk al een lager gebruikelijk loon vaststellen. Wil je hierover zekerheid, dien dan een verzoek in bij de Belastingdienst.

Ook dga’s die niet als dga van een innovatieve startup worden aangemerkt, kunnen het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan 44.000 euro. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:

    • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
    • het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
  • 44.000 euro.

Let op!
Om het loon lager dan 44.000 euro vast te stellen, moet je aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan 44.000 euro. Lukt dat niet dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal 44.000 euro.

De leningsovereenkomsten die je sluit met jouw bv, moeten zakelijk zijn. Een lening is over het algemeen zakelijk als ook een onafhankelijke derde een dergelijke lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden zou aangaan of verstrekken. Dit betekent dat de lening in ieder geval zakelijke voorwaarden moet bevatten. Of een leningsovereenkomst zakelijk is, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden en is geheel afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden. Een aantal aandachtspunten hierbij, zijn:

  • Schriftelijke vastlegging van de leningsovereenkomst met daarin een aflossingsschema,
  • een terugbetalingsverplichting,
  • zakelijke afspraken over de gevolgen wanneer jij of de bv zich niet aan de afspraken houdt of kan houden,
  • zekerheden en uiteraard een zakelijke rente.

Tip:
Overleg met een van onze fiscalisten of jouw leningsovereenkomsten zakelijk zijn en wat de fiscale gevolgen kunnen zijn.

huizenkoper

13 fiscale tips voor woningbezitters-, -kopers en -verkopers

Fiscalisten Coöperatie geeft tips! Ben jij een woningbezitter of van plan een woning te kopen of te verkopen? De fiscale regelingen zijn vaak niet datgene waar je uitvoerig mee bezig wilt zijn. Toch kan het goed zijn voor je portemonnee om je er in te verdiepen. Wij helpen je hierbij. Met onze tips kun jij betere fiscale keuzes maken. Is er iets onduidelijk of heb je vragen? Vul dan het contactformulier aan de rechterkant in.

Huis kopen of verkopen? Klik op een tip om er meer over te lezen.

Per 1 januari 2017 wordt de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning verhoogd naar 100.000 euro. Wacht daarom nog even als je wilt schenken voor de eigen woning. De beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind, komt per 1 januari 2017 ook te vervallen. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van deze vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn. Is de begunstigde zelf 40 jaar of ouder, maar zijn partner nog niet, dan mag de schenkingsvrijstelling ook worden toegepast. Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning.

Let op!
De verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is eenmalig. De verkrijger kan hier maar eenmaal per schenker gebruik van maken. Heb je als schenker ten aanzien van dezelfde verkrijger in 2010 tot en met 2014 al gebruikgemaakt van de toenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling? Dan is dit vanaf 2017 niet meer mogelijk. Heb je in 2015 of 2016 eenmalig een bedrag voor de eigen woning onder de verhoogde schenkingsvrijstelling geschonken (maximaal 52.752 euro respectievelijk 53.016 euro) aan een zoon of dochter? Dan mag je dit bedrag in 2017 of 2018 nog aanvullen tot 100.000 euro.

Is voor het jaar 2010 al gebruikgemaakt van de toenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling? Wacht dan niet met schenken tot 2017. Een schenking in 2016 kan de vrijstelling in 2017 namelijk behoorlijk verhogen.

In de jaren voor 2010 was het bedrag van de schenkingsvrijstelling maar ongeveer de helft van het huidige bedrag. Om die reden kan vanaf 2010 nogmaals een beroep op de verhoogde vrijstelling worden gedaan tot een bedrag van 27.570 euro (bedrag 2016). Is hiervan tot en met 2016 geen gebruikgemaakt, dan bedraagt de vrijstelling vanaf 2017 nog maar 27.517 euro. Is echter in de jaren 2015 of 2016 wel een beroep hierop gedaan, dan kan in 2017 of 2018 nog gebruik worden gemaakt van een vrijstelling van 46.984 euro! 

Tip:
Ingewikkeld? Ja. Maar zo heeft de wetgever het nu eenmaal bedacht. Onthoud echter de belangrijkste conclusie dat schenking in 2016 voor een totale nog te gebruiken vrijstelling van 74.554 euro zorgt, terwijl schenking in 2017 nog maar een totale vrijstelling van 27.517 euro oplevert. Overleg daarom met een van onze fiscalisten over jouw schenkingsplanning.

Als je het één en ander juist vormgeeft, kan ook in 2016 al gebruik worden gemaakt van de vrijstelling van 100.000 euro. De schenkingsvrijstelling geldt namelijk niet alleen voor de aankoop van een eigen woning, maar ook voor de aflossing van een eigenwoningschuld. Door nu in 2016 een bedrag van 100.000 euro te lenen voor de eigen woning, kan ditzelfde bedrag in 2017 of later vrijgesteld geschonken worden ter aflossing van de lening.

Let op!
De lening moet wel kunnen worden aangemerkt als een eigenwoningschuld. Hiervoor gelden strenge voorwaarden, waaronder dat de lening ten minste annuïtair in maximaal 30 jaar moet worden afgelost. Voldoet de lening niet aan de gestelde voorwaarden? Dan bestaat er geen recht op renteaftrek. Vanaf 2017 kan op dat moment ook geen beroep gedaan worden op de schenkingsvrijstelling van 100.000 euro. Laat je hier dus goed over adviseren!

Je kunt ook in 2016 al gebruikmaken van de hoge vrijstelling van 100.000 euro door in 2016 tot een bedrag van 53.016 euro een schenking te doen onder de huidige verhoogde schenkingsvrijstelling en daarnaast een lening voor de eigen woning te verstrekken tot een bedrag van 46.984 euro. In 2017 of 2018 kan dan eenzelfde bedrag vrijgesteld geschonken worden ter aflossing van de lening.

Tip:
Bij deze route kan het bedrag van de lening vanaf 2019 niet meer vrijgesteld geschonken worden. Overleg daarom met een van onze fiscalisten of deze schenkingplanning in jouw situatie het meest ideaal is.

Vanaf 2017 is het ook mogelijk om de hoge schenkingsvrijstelling van 100.000 euro te gebruiken voor een schenking die je spreidt over drie achtereenvolgende jaren. Als de ontvanger van de schenker deze gebruikt voor aflossing van de eigenwoningschuld, kan hierdoor de boeterente misschien (deels) worden voorkomen.

Als je geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoef je ook geen eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook je box 3-vermogen lager wordt en je dus ook minder belasting in box 3 betaalt. Uiteraard moet je dan wel zorgen dat je uiterlijk 31 december 2016 aflost.

Let op!
Laat de voorkoming van het eigenwoningforfait en de verlaging van de belasting in box 3 geen doel op zich zijn. Bedenk daarom vooraf of je mogelijk op een later moment geen ander bestedingsdoel hebt voor het voor de aflossing gebruikte box 3-vermogen.

Heb je nog een spaar- of beleggingshypotheek dan kun je over het algemeen pas na 15 of 20 jaar gebruikmaken van een vrijstelling op het spaar- of beleggingsgedeelte. Gebruik je dit spaar- of beleggingsgedeelte al eerder voor aflossing van je hypotheek dan is de vrijstelling niet van toepassing en moet je inkomstenbelasting betalen. In de toekomst wordt dit ook mogelijk zonder inkomstenbelasting te betalen. Op een nog nader bekend te maken tijdstip wordt namelijk de vrijstelling ook van toepassing als de 15 of 20 jaar nog niet verstreken zijn.

Tip:
Zijn de 15 of 20 jaar voor jouw spaar- of beleggingshypotheek nog niet verstreken? Wacht dan nog even met het gebruiken van het spaar- of beleggingsgedeelte. Binnenkort kun je namelijk zonder inkomstenbelasting te betalen hiermee aflossen op je hypotheek. Ga je verhuizen, dan hoef je niet te wachten. Voor verhuissituaties is namelijk nu al geregeld dat de vrijstelling kan worden toegepast.

Verkoop je jouw woning en blijf je met een restschuld zitten? Dan kun je voorlopig de rente op deze restschuld nog in aftrek brengen. De regeling geldt voor rente die je betaalt op een restschuld die is ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017. De maximale periode voor aftrek van rente op restschulden bedraagt vijftien jaar.

Tip:
Ontvang je een schenking voor de eigen woning, dan mag je dit bedrag ook gebruiken om de restschuld mee af te lossen.

Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling wordt de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep. Onderzoek daarom of in jouw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.

Staat jouw voormalige, leegstaande woning te koop of ben je nog niet verhuisd maar heb je al wel een nieuwe woning aangeschaft? Dan heb je gedurende het jaar waarin de woning leeg kwam te staan en de drie jaren daarna renteaftrek voor beide woningen. Staat jouw voormalige eigen woning na de verhuur weer leeg, dan heb je wederom recht op hypotheekrenteaftrek tot het einde van dezelfde driejaarstermijn van de verhuisregeling.

Let op!
Eindigt de verhuurperiode van je woning na deze driejaarstermijn? Dan gaat jouw woning bij aanvang van de verhuurperiode definitief over naar box 3.

Valt jouw inkomen in 2017 in een lager tarief dan in 2016 en/of wil je jouw box 3-vermogen verlagen? Dan is het mogelijk financieel aantrekkelijk om in 2016 je hypotheekrente vooruit te betalen. Jouw hypotheekrente wordt in 2016 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief en jouw box 3-vermogen per 1 januari 2017 zal lager zijn.

Let op!
Je mag maximaal de in 2016 vooruitbetaalde hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2017 in 2016 in aftrek brengen.

Verkoop je je eigen woning? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris voor 1 januari 2017 plaatsvindt. Als je de ontvangen koopsom namelijk niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze per 1 januari 2017 in box 3. Je kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 2 januari 2017.

Tip:
Plan de overdracht van je eigen woning bij de notaris slim en bespaar box 3-heffing. Draagt je je eigen woning bij de notaris over voor 1 januari 2017? En wend je de ontvangen koopsom nog voor 1 januari 2017 aan voor de koop van een nieuwe eigen woning bij de notaris? Dan valt de ontvangen koopsom niet in box 3.

Koop je een eigen woning en betaal je deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris na 1 januari 2017 plaatsvindt. Het eigen geld behoort dan namelijk per 1 januari 2017 nog tot jouw vermogen in box 3. Je kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 30 december 2016.

Let op!
Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig omdat jouw verkoper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft.

ondernemers

24 steengoede fiscale tips voor ondernemers

Fiscalisten Coöperatie geeft tips! Ben jij ondernemer? Dan zijn fiscale regelingen vaak niet datgene waar je dagelijks mee bezig wilt zijn. Toch kan het goed zijn voor je portemonnee om je er af en toe in te verdiepen. Wij helpen je hierbij. Met onze tips kun jij betere fiscale keuzes maken. Is er iets onduidelijk of heb je vragen? Vul dan het contactformulier aan de rechterkant in.

Klik op een tip om er meer over te lezen.

Het zal je niet ontgaan zijn dat vanaf 1 mei 2016 de VAR niet meer geldig is. Vanaf die datum kun je alleen nog zekerheid krijgen over de loonheffingen als je werkt met en volgens een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst. Als je op dit moment nog niet een dergelijke modelovereenkomst hebt afgesloten, hoef je gelukkig niet in paniek te raken. Er geldt namelijk een overgangsperiode die in ieder geval loopt tot 1 januari 2018. Gedurende deze periode krijg je de tijd om je werkwijze aan te passen. Je hoeft dus nog niet klaar te zijn. Je moet echter wel kunnen laten zien dat je je inspant om te komen tot een juiste overeenkomst en werkwijze.

Tip:
Er is veel te doen rondom de modelovereenkomsten. De overgangsperiode zou oorspronkelijk eindigen per 1 mei 2017, maar is onlangs verlengd tot in ieder geval 1 januari 2018. In de tussentijd wordt gewerkt aan het oplossen van de knelpunten. Zijn belangrijke knelpunten halverwege volgend jaar nog niet opgelost? Dan wordt de overgangsperiode mogelijk verder verlengd.

Maak je gebruik van een modelovereenkomst? Dan heb je, na afloop van de overgangsperiode, alleen vrijwaring als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst straks alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking. Zorg daarom dat de modelovereenkomst waarmee je werkt in overeenstemming is met jouw individuele omstandigheden en werkwijze.

Let op!
De Staatssecretaris heeft aangegeven dat alleen bij evident kwaadwillenden of evidente afwijkingen een boete zal worden opgelegd en zal worden nageheven. In alle overige situaties krijgen partijen zonder boete of naheffing de mogelijkheid om hun werkwijze aan te passen of hun overeenkomst zo te wijzigen dat die wel overeenkomt met de manier van werken.

Je hebt tot 1 januari 2018 de tijd om jouw werkwijze aan te passen en jouw modelovereenkomsten voor te leggen aan de Belastingdienst. Tot die tijd zal de Belastingdienst alleen boetes of naheffingen opleggen als sprake is van kwaadwillendheid. Het uitgangspunt van de Belastingdienst is echter dat alle partijen als goedwillend worden beschouwd. Kwaadwillend is alleen de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking.

Tip:
De algemene modelovereenkomsten op de website van de Belastingdienst krijgen een bijsluiter om duidelijk te maken in welke gevallen ze kunnen worden toegepast. Past jouw situatie niet hierin dan kun je gebruikmaken van een individuele modelovereenkomst van de website of jouw eigen overeenkomst voorleggen.

De Belastingdienst beoordeelt de modelovereenkomsten uitsluitend op de gevolgen voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen. Deze beoordeling betreft het antwoord op de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking. Voor de aanwezigheid van een dienstbetrekking dient in ieder geval te zijn voldaan aan de drie voorwaarden: persoonlijke arbeid, beloning en gezagsverhouding. Gebleken is dat opdrachtgevers en opdrachtnemers de arbeidswetgeving als knellend ervaren. Bovendien blijkt het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking niet meer aan te sluiten bij de huidige praktijk. Het kabinet gaat daarom de komende periode bekijken hoe de begrippen “gezagsverhouding” en “vrije vervanging” kunnen worden aangepast aan het huidige maatschappelijke beeld van een arbeidsverhouding.

De beoordeling of er sprake is van een dienstbetrekking is niet eenvoudig te maken en is sterk afhankelijk van de feitelijke situatie. Als hulpmiddel kan gebruik worden gemaakt van het door de Belastingdienst gepubliceerde overzicht met bepalingen, die wel of juist niet tot een dienstbetrekking kunnen leiden. Daarnaast heeft de Belastingdienst haar beoordelingskaders van de modelovereenkomsten gepubliceerd. 

Tip:
De Staatssecretaris gaat meer duidelijkheid geven over situaties waarin zonder twijfel geen sprake is van een dienstbetrekking. Voor die situaties is een modelovereenkomst niet nodig.

Een fictieve dienstbetrekking is een arbeidsrelatie die weliswaar geen echte dienstbetrekking vormt, maar waarvan de wet bepaalt dat deze voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen toch als dienstbetrekking wordt aangemerkt. De fictieve dienstbetrekking vormt in veel situaties een adder(tje) onder het gras. Is er namelijk geen sprake van een echte dienstbetrekking? Dan kan er onverwacht toch sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking. Tot 1 mei 2016 hoefde je je om die fictieve dienstbetrekking niet te bekommeren omdat de VAR-wuo en de VAR-dga automatisch voor uitsluiting van de fictieve dienstbetrekking zorgde. Onder de modelovereenkomsten is dat vanaf 1 mei 2016 echter anders.

Voorbeelden van fictieve dienstbetrekkingen zijn de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en thuiswerkers. Deze fictieve dienstbetrekkingen kun je echter redelijk eenvoudig voorkomen door in een schriftelijke overeenkomst die je sluit met de opdrachtnemer op te nemen dat je gezamenlijk kiest om deze fictieve dienstbetrekkingen uit te sluiten. Zorg dat je deze overeenkomst sluit voordat de betaling van de beloning plaatsvindt.

Tip:
In veel algemene en branchespecifieke modelovereenkomsten is een dergelijk uitsluiting al standaard opgenomen. Controleer of dit het geval is. Maak je een eigen modelovereenkomst die je voorlegt? Vergeet dan niet om de uitsluiting op te nemen.

Niet alle fictieve dienstbetrekkingen kunnen zonder meer in een modelovereenkomst worden uitgesloten. Een aannemer van werk en zijn hulp staan bijvoorbeeld tot jou in fictieve dienstbetrekking. Dit kun je straks niet uitsluiten met een algemene uitsluiting in een modelovereenkomst. Alleen als de aannemer zijn werk uitvoert in de persoonlijke of huishoudelijke sfeer of als hij kan worden aangemerkt als zelfstandig ondernemer, zal geen sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking.

Let op!
Er zijn nog meer fictieve dienstbetrekkingen. Overleg met een van onze fiscalisten of in de verhouding met jouw opdrachtnemers mogelijk sprake kan zijn van een dergelijke fictieve dienstbetrekking.

Ondervind je knelpunten met betrekking tot modelovereenkomsten, dan kun je deze melden bij het ‘Knelpunt modelovereenkomsten’. Bij het knelpunt zijn nu al ongeveer 1.800 reacties binnengekomen. Uit deze reacties is onder andere op te maken dat:

  • opdrachtgevers door de afschaffing van de VAR terughoudend zijn in het inhuren van zzp-ers,
  • het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking niet aansluit bij de praktijk,
  • opdrachtgevers de arbeidswetgeving als knellend ervaren.

De Staatssecretaris heeft toegezegd alle knelpunten te inventariseren en aan te pakken.

Als je in 2016 voor meer dan 2.300 euro investeert in bedrijfsmiddelen, heb je recht op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Deze aftrek geldt voor investeringen tussen de 2.300 euro en 311.242 euro. Kom je onder de drempel van 2.300 euro? Dan kan het een overweging zijn om nog voor het eind van het jaar een investering te doen. Dreig je het maximum van 311.242 euro te overschrijden? Dan kan het raadzaam zijn jouw investeringen uit te stellen naar 2017.

Tip:
Het kan ook lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt.

Voldoe je aan alle voorwaarden? Doe in de aangifte 2016 dan een beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heb je in het verleden ook investeringen gedaan zonder beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek? Dan kun je alsnog binnen vijf jaar de Belastingdienst verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan 450 euro uitgesloten. Ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

Voor de milieu- en/of energiebewuste ondernemers zijn er diverse interessante fiscale investeringsfaciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) of de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Toets of je in aanmerking komt voor de EIA, MIA of VAMIL.

Let op! Meld investeringen op tijd bij RVO.nl.
Voor EIA en MIA/VAMIL moet je de investering melden bij RVO.nl. Dit moet binnen drie maanden nadat je de investeringsverplichting bent aangegaan. Ben je te laat? Dan kom je niet meer in aanmerking voor de aftrek.

Het minimuminvesteringsbedrag voor de EIA en de MIA/VAMIL is in 2016 2.500 euro per aanmelding. Het maximuminvesteringsbedrag voor de EIA is in 2016 120 miljoen euro. Met de EIA kun je 58% van de investeringskosten aftrekken van de fiscale winst.

Let op! Houd rekening met in welk jaar je wat doet.
Het aftrekpercentage van de EIA gaat in 2017 omlaag naar 55,5% en mogelijk zelfs 55%.Voor 2018 staat nog een verdere verlaging met 0,50% gepland, maar voor 2021 weer een verhoging met  0,50% Ga je in 2016 jouw investeringsverplichting aan? Dan kun je nog profiteren van het hogere percentage van 58%. Vergeet daarbij niet binnen drie maanden na aangaan van jouw investeringsverplichting de investering aan te melden bij RVO.nl.

Afhankelijk van de categorie waarin jouw milieu-investering valt, kun je met de MIA 13,5%, 27% of 36% van het investeringsbedrag in mindering brengen op de fiscale winst. Met de Vamil heb je de mogelijkheid om 75% van de milieu-investering willekeurig af te schrijven.

Tip:
Je kunt naast de EIA of de MIA/VAMIL ook gebruikmaken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Voor toepassing van de EIA en de MIA/VAMIL moet je investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen. Tweedehands bedrijfsmiddelen komen dus niet in aanmerking. Voor de kleinschaligheids-investeringsaftrek hoeft een bedrijfsmiddel niet nieuw te zijn.

Heb je in de afgelopen vijf jaar gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer? Of stoot je het bedrijfsmiddel af? Dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor je een gedeelte van de aftrek weer terug moet betalen. Houd hier rekening mee.

Tip:
Heb je in 2012 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en hiervoor investeringsaftrek genoten? Dan loopt de desinvesteringstermijn af op 31 december 2016. Voor dit bedrijfsmiddel loont het de moeite om de desinvestering uit te stellen tot 2017. Je voorkomt daarmee een desinvesteringsbijtelling.

Voor investeringen in 2011 en voorgaande jaren is de desinvesteringstermijn in 2016 al verlopen. Deze bedrijfsmiddelen kun je ook in 2016 al desinvesteren zonder dat je te maken krijgt met een desinvesteringsbijtelling. Voor investeringen in 2013 en latere jaren verloopt de desinvesteringstermijn op zijn vroegst pas in 2018.

Heb je een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald? Dan kun je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat je een vervangingsvoornemen hebt en houdt. Je kunt de herinvesteringsreserve maximaal drie jaar na het jaar waarin je het bedrijfsmiddel heeft verkocht, in stand houden. Investeer je binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan kunt je de herinvesteringsreserve afboeken op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel.

Tip:
Stel je bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld jouw bv? Dan mag je als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die je in 2013 gevormd hebt, moet je nog vóór 31 december 2016 benutten. Doe je dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en ben je belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd.

Let op!
Bij bijzondere omstandigheden en onder strikte voorwaarden kun je de herinvesteringstermijn van drie jaar met toestemming van de Belastingdienst laten verlengen.

Beoordeel of jouw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Je kunt namelijk in de vennootschapsbelasting jouw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back), of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Jouw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kun je verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip:
Dreigt jouw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om jouw winst dit jaar te verhogen. Je kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met jouw adviseur over de mogelijkheden.

Let op openstaande verliezen!
Heb je in 2009, 2010 of 2011 gebruikgemaakt van de verruimde verliesverrekening, dan bedraagt jouw voorwaartse verliesverrekening maximaal zes in plaats van negen jaar. Een openstaand verlies uit 2009 is dan al verloren gegaan met ingang van 2016. Een openstaand verlies uit 2010 kan dan alleen nog met een winst in 2016 verrekend worden en zal daarna verloren gaan.

Heb je in 2015 een winst behaald, maar sluit je 2016 vermoedelijk af met een verlies? Dan kun je de Belastingdienst verzoeken om een voorlopige verliesverrekening, na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2016. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2015.

Let op het liquiditeitsvoordeel!
Voorlopige verliesverrekening levert je een liquiditeitsvoordeel op, want je kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.

Tip:
Heb je in 2014 een winst behaald en heb je 2015 met een verlies afgesloten? Vraag dan na indiening van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2015 om voorlopige verliesverrekening. Ook in dit geval zal de Belastingdienst dan alvast 80% van dit verlies uit 2015 verrekenen met de winst van 2014.

Aan het eind van het jaar heb je meer duidelijkheid over je winstpositie. Beoordeel of je winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijd je net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van 200.000 euro. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 20%. Of kom je in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief? Het kan dan aantrekkelijk zijn om je winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering over 2017 naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op jouw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Tip:
Wijkt je winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkom je de hoge belastingrente of, bij een teruggave, voorkom je dat jouw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

Kunt je jouw belastingschulden (tijdelijk) niet op tijd voldoen? Vraag dan kort telefonisch uitstel van betaling aan de Belastingdienst. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden uitstel van betaling. De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als:

  • jouw totale openstaande belastingschuld minder dan 20.000 euro bedraagt,
  • je nog geen dwangbevel hebt gekregen voor de openstaande belastingschuld,
  • in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen,
  • je voor de openstaande belastingschuld niet eerder uitstel van betaling kreeg en
  • er geen sprake is van een aangifteverzuim, oftewel je hebt altijd tijdig aangifte gedaan.

Let op!
Een belastingschuld waarvoor je uitstel van betaling hebt in verband met een bezwaarschrift, telt niet mee voor de grens van 20.000 euro. Houd er ook rekening mee dat de Belastingdienst je wel invorderingsrente in rekening brengt.

Tip:
Denk je dat je je openstaande belastingschulden niet binnen maximaal vier maanden kunt betalen? Vraag dan meteen schriftelijk uitstel van betaling aan voor een langere periode. De Belastingdienst verleent namelijk geen verder uitstel van betaling voor aanslagen waarvoor al eerder kort telefonisch uitstel van betaling is verleend.

Heb je een huurwoning, die je tot jouw privévermogen rekent en waarin je een onzelfstandige werkruimte (geen eigen opgang, geen eigen sanitair) heeft, dan kunnen er geen huurderslasten meer in aftrek van de ondernemingswinst meer worden gebracht.

Deze regeling sluit nu aan bij de huidige regeling voor eigen woningen. Indien je een eigen woning hebt, die je tot jouw privévermogen rekent en waarin je een onzelfstandige werkruimte hebt, zijn de met die werkruimte samenhangende kosten en lasten niet aftrekbaar van de winst.

Tip:
Ook kan mogelijk worden gemaakt dat de gehele woning met ingang van 1 januari 2017 niet meer als privévermogen maar als ondernemingsvermogen wordt gekwalificeerd. Meestal geldt wel de voorwaarde dat er bij de start van de ondernemingsactiviteiten een keuze wordt gemaakt en dat de woning voor minimaal 10% zakelijk moet worden gebruikt. De kosten zijn dan aftrekbaar van de winst. Er moet daarnaast wel een fiscale bijtelling voor privégebruik worden gerekend.

Je kunt btw die je al hebt afgedragen maar niet (meer) van jouw debiteur kunt innen, terugvragen bij de Belastingdienst. Dit terugvragen wordt vanaf volgend jaar een stuk eenvoudiger. Zo kun je de btw in ieder geval terugvragen één jaar nadat de factuur opeisbaar is geworden als de factuur op dat moment nog niet is betaald. Bovendien is een apart schriftelijk verzoek om teruggaaf niet meer nodig. Je kunt het oninbare btw-bedrag gewoon in de reguliere aangifte opnemen.

Tip:
Ben je al voor het einde van het jaar zeker dat er geen betaling zal worden gedaan, dan hoef je de éénjaarstermijn niet af te wachten maar heb je op dat moment al recht op teruggaaf btw.

Let op!
Als een oninbare vordering later alsnog (deels) wordt voldaan, moet je de teruggevraagde btw weer terugbetalen aan de Belastingdienst.

Ondanks dat het terugvragen van btw vanaf 2017 eenvoudiger wordt, kun je niet wachten met het terugvragen van btw op debiteuren die nu al oninbaar zijn. Je moet deze btw namelijk terugvragen binnen één maand na afloop van het aangiftetijdvak waarin is gebleken dat de debiteur niet zal betalen. Dien daarom dit jaar nog het vereiste aparte schriftelijke verzoek in en vraag deze btw op tijd terug.

Tip:
De nieuwe termijn van één jaar gaat lopen met ingang van 1 januari 2017, voor vorderingen die voor 1 januari 2017 zijn ontstaan. Dit betekent dat voor bijvoorbeeld een vordering die opeisbaar is op 1 juli 2016 en die niet wordt betaald, de btw pas kan worden teruggevraagd op 1 januari 2018 (en dus niet op 1 juli  2017)! Dit is anders als in het voorbeeld op 1 juli 2017 vaststaat dat de vordering niet zal worden betaald. Dan kun je wel op 1 juli 2017 de btw al terugvragen.

Stuur met je schriftelijke verzoek de factuur en stukken waaruit de oninbaarheid van de vordering blijkt, mee. Denk daarbij bijvoorbeeld aan aanmaningen en stukken uit de administratie waaruit afboeking van de vordering blijkt. Bij een faillissement kan gedacht worden aan een brief van de curator waarin de curator meedeelt dat er geen uitdeling komt.

Op dit moment geldt nog dat je de btw die je hebt afgetrokken moet terugbetalen op het moment dat vaststaat dat je de facturen waarop deze btw betrekking had niet (geheel) zal betalen, dan wel (gedeeltelijk) terugontvangt. Deze correctie vindt plaats twee jaar nadat de facturen opeisbaar zijn geworden als deze op dat moment nog steeds niet zijn betaald. Deze termijn bedraagt vanaf 1 januari 2017 nog maar één jaar. Dit betekent dat de btw met betrekking tot alle facturen die tot en met 1 januari 2016 opeisbaar waren en die je op 1 januari 2017 nog niet hebt betaald, per 1 januari 2017 verschuldigd wordt. Deze moeten dan door jou aan de Belastingdienst worden terugbetaald.

Let op het terugbetalen van btw!
Heb je facturen die al langere tijd opeisbaar zijn, nog niet betaald? Houd er dan rekening mee dat je vanaf 1 januari 2017 de afgetrokken btw moet terugbetalen indien er één jaar na opeisbaarheid is verstreken.

In de btw-wetgeving staan limitatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil er sprake zijn van een bouwterrein. Als er sprake is van een bouwterrein, is de levering van dat bouwterrein belast met btw. Door toepassing van de samenloopregeling is dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Europese rechtspraak zorgt voor een ruimere uitleg van het begrip bouwterrein. Op dit moment kan nog gekozen worden om de limitatieve voorwaarden van de wet dan wel de ruimere uitleg van de Europese rechter toe te passen. Op die manier kan de voor het specifieke geval de meest gunstige uitkomst worden gekozen. Vanaf 2017 wordt het wettelijke begrip bouwterrein echter verruimd en is de keuzeregeling niet meer mogelijk. Hierdoor zal eerder btw verschuldigd zijn over de levering van een terrein omdat deze onder de nieuwe wetgeving als bouwterrein kwalificeert.

Tip:
Door het vervallen van de keuzemogelijkheid kan het in individuele gevallen aantrekkelijk zijn de levering van een bouwterrein nog in 2016 te laten plaatsvinden.

Indien je op jaarbasis maximaal 1.883 euro aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, kom je in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoef je een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien je op jaarbasis niet meer dan 1.345 euro aan btw verschuldigd bent. Ga daarom na of je de KOR kunt toepassen.

Tip:
Is jouw verschuldigde btw iets hoger dan de grens van 1.883 euro? Dan kan het lonen om bepaalde kosten/investeringen die gepland waren voor 2017 al in 2016 te doen. De btw die drukt op deze kosten/investeringen zal de verschuldigde btw verlagen, waarmee misschien alsnog recht ontstaat op de KOR. Wees je er wel van bewust dat je hierdoor mogelijk in 2017 niet in aanmerking komt voor de KOR.

Let op toepassing van de KOR door natuurlijke personen!
De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen. Hieronder vallen ook samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.

De Staatssecretaris onderzoekt momenteel of de KOR kan worden vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling. Hij heeft de hoop uitgesproken de Tweede Kamer daarover nog in 2016 te informeren.

Heb je in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft? Let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het aanschafjaar en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan je uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat je mogelijk btw moet terugbetalen of terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geef je op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Jouw adviseur kan je hierover meer vertellen.

Let op!
Ook voor roerende zaken waarop wordt afgeschreven of waarop kan worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter vier jaar na het jaar van ingebruikname.

Verhuur je een onroerende zaak en heb je met jouw huurder gekozen voor btw-belaste verhuur? Dan moet je huurder het pand voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) voor btw-belaste prestaties gebruiken. Doet hij dat niet meer, dan mag je niet langer btw-belast verhuren aan deze huurder, maar moet je vrijgesteld verhuren. Dit heeft gevolgen voor jouw inkoop-btw, bijvoorbeeld op onderhoud, die dan niet langer aftrekbaar is. Bovendien loop je binnen de herzieningstermijn aan tegen gedeeltelijke herziening van de btw op de aanschaf van de onroerende zaak. Jouw huurder is verplicht om je binnen vier weken na afloop van het boekjaar te informeren als hij de onroerende zaak niet ten minste 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt.

Let op!
Als de huurder in een jaar niet voldoet aan de voorwaarde dat hij de onroerende zaak voor ten minste 90% btw-belast gebruikt, hoef je niet in alle gevallen de btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht te corrigeren naar vrijgestelde verhuur. Onze fiscalisten kunnen jou hierover meer vertellen.

Tip:
Vraag je huurder om binnen vier weken na afloop van het boekjaar schriftelijk aan jou te verklaren of hij de onroerende zaak ten minste 90% zakelijk gebruikt.

Heb je een onroerende zaak verkocht en met de koper geopteerd voor btw-belaste verkoop? Dan geldt het jaar van levering en het daarop volgende jaar als referentieperiode. De koper moet binnen vier weken na afloop van die referentieperiode verklaren of hij de onroerende zaak voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Heeft hij de onroerende zaak voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt, dan wordt de levering van de onroerende zaak met terugwerkende kracht alsnog een btw-vrijgestelde levering. Dit heeft btw-gevolgen voor de verkoper en koper. Onze adviseurs kunnen jou hierover meer vertellen.

Tip:
Vraag de koper van de met btw geleverde onroerende zaak om binnen vier weken na de referentieperiode te verklaren of het btw-belaste gebruik ten minste 90% is.

Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat je door het jaar heen de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt aftrekken, voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste omzet.

Voor het btw privégebruik kun je gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik ga je dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip:
Voor de auto die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot jouw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%. Heb je bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag je voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%.

Let op!
Je hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. Je mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. Je moet dan wel een registratie van de gereden kilometers bijhouden.