belasting besparen

Aangifte inkomstenbelasting 2016: wij doen een check

Bij je aangifte inkomstenbelasting maak je de balans op. Misschien heb je een accountant die controleert of alles op de juiste manier verwerkt is. Maar daarmee ben je nog niet klaar.Maak een afspraak voor een Fiscaal Consult bij de Fiscalisten Coöperatie om te bekijken of je van alle fiscaal te behalen voordelen gebruikmaakt.

Laat nu je aangifte inkomstenbelasting checken tijdens een fiscaal consult van 125 euro ex. btw. te Bussum.

Neem contact op via het formulier aan de rechterkant, of:

Bel: +31 (0)35 6315520

Mail: info@fiscalistencooperatie.nl

Overige diensten

Fiscalisten Coöperatie staat particulieren, ondernemers en administratiekantoren ook bij met adviezen op diverse fiscale terreinen, zoals:

  • B.V. oprichten
  • B.V. liquideren
  • Fiscale review jaarrekening
  • Due dillegence onderzoek
  • Aangifte vennootschaps- en inkomstenbelasting
  • Pensioen- en stamrecht
  • Schenking/ nalatenschap
  • Ruling innovatiebox
  • Bezwaar- en beroepsprocedures

belasting besparen

10 tips voor iedereen die geld wil besparen op belasting

Geld besparen? Fiscalisten Coöperatie geeft tips! Belasting is voor velen onoverzichtelijk, vervelend en een grote kostenpost. Maar: goed nieuws! Met onze tips kun jij wellicht wat kosten besparen. Lees onderstaande tips, dat kan je portemonnee ten goede komen.

Geld besparen: klik op een tip om er meer over te lezen.

Met ingang van 1 januari 2017 verandert box 3. Het vaste forfaitaire rendement van 4% wordt vervangen door drie schijven met jaarlijkse veranderende rendementen. Voor de peildatum 1 januari 2017 zijn deze als volgt vastgesteld:

Vermogensschijf Vermogen (na aftrek heffingsvrij vermogen) Forfaitair rendementspercentage
1 Minder of gelijk aan 75.000 euro 2,87%
2 Tussen de 75.000 en 975.000 euro 4,60%
3 Meer dan 975.000 euro 5,39%

Het belastingtarief in box 3 blijft 30%. Het heffingsvrij vermogen (een vast bedrag dat is vrijgesteld van belasting) wordt verhoogd naar 25.000 euro per persoon.

De nieuwe tarieven zijn voordeliger voor de lagere vermogens en nadeliger voor de hogere vermogens. Het omslagpunt ligt rond een vermogen van € 245.000 Tot dat vermogen betaal je in 2017 minder belasting dan in 2016. Is je vermogen groter, dan zal je in 2017 meer belasting gaan betalen.

Wil je jouw box 3 vermogen verlagen? Denk dan eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal 57.213 euro (bedrag 2016). Heb je een fiscale partner? Dan bedraagt de vrijstelling voor jou en je partner het dubbele: 114.426 euro. Naast de vrijstelling in box 3 heb je ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.

Tip:
Check wel altijd eerst of het fonds waarin je wilt beleggen door de Belastingdienst is aangewezen als een groen fonds. Is dat niet het geval, dan geldt de vrijstelling en de heffingskorting niet.

Alle zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt, hoef je niet op te geven in box 3. Hierbij kun je denken aan inboedel, een auto, boot of caravan, maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Ben je van plan binnenkort een dergelijke aanschaf te doen, zorg dan dat uje deze aanschaf uiterlijk 31 december hebt gedaan en betaald. In de box 3 heffing per 1 januari 2017 zal dit vermogen dan niet meer worden meegenomen.

Let op!
Er geldt een antimisbruikmaatregel. Kan de Belastingdienst aannemelijk maken dat jij de zaken hoofdzakelijk ter belegging hebt gekocht? Dan behoren deze zaken wel tot het vermogen in box 3. Ook als je deze zaken tevens persoonlijk gebruikt.

Ook voorwerpen van kunst en wetenschap zijn vrijgesteld in box 3. Wil je jouw box 3-vermogen per 1 januari 2017 verlagen, overweeg dan een investering in voorwerpen van kunst of wetenschap.

Let op!
Ook hier geldt een antimisbruikmaatregel. De vrijstelling geldt niet als de voorwerpen voor tenminste 70% ter belegging dienen.

Investeer je in zonnepanelen? Dan levert dat een aantal financiële en fiscale voordelen op. De zonnepanelen hoef je namelijk niet in box 3 op te geven, waardoor je een besparing in box 3 realiseert. Daarnaast kun je de btw met betrekking tot de zonnepanelen terugvragen bij de Belastingdienst. Je wordt namelijk als particulier met zonnepanelen voor de btw aangemerkt als ondernemer. Tenslotte gaan jouw energiekosten omlaag omdat je zelf een deel van jouw energie opwekt via de zonnepanelen. Door al deze voordelen zal het rendement op de zonnepanelen vele malen hoger zijn dan op een gewone spaarrekening. Investeer daarom in zonnepanelen en word je eigen energieleverancier.

Particuliere eigenaren kunnen de kosten van onderhoud aan hun rijksmonumentenpand in 2016 en 2017 nog fiscaal in aftrek brengen. Vanaf 2018 is dit niet meer mogelijk omdat de aftrek van monumentenpanden wordt afgeschaft. Oorspronkelijk was het de bedoeling om de aftrek monumentenpanden met ingang van 2017 al af te schaffen, maar na protest uit de Tweede Kamer is aangekondigd dat de aftrek monumentenpanden in ieder geval in 2017 nog mogelijk blijft.

Als de aftrek monumentenpanden in 2018 wordt afgeschaft komt hiervoor in de plaats een subsidieregeling voor sober en doelmatig onderhoud van waarschijnlijk 35% van de onderhoudskosten. Hierbij komen onderhoudskosten van minimaal 2.000 euro en waarschijnlijk maximaal 30.000 euro per twee jaar voor subsidie in aanmerking. Per saldo bedraagt de subsidie minimaal 700 euro en maximaal 10.500 euro per twee jaar. Voor grootschalige ingrepen kan volledige financiering bij het revolving fund worden aangevraagd. Vanaf 2019 komt een heel nieuw financieel stelsel voor monumentenzorg.

Voor 2017 was  een overgangsregeling voorzien  in de vorm van een subsidieregeling voor eigenaren die in 2016 onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan. Nu de aftrek monumentenpanden in 2017 nog blijft bestaan is het onduidelijk of deze overgangsregeling voor 2018 ook wordt ingevoerd. 

Tip:
Pleeg en betaal je onderhoud nog zoveel mogelijk in 2016 en 2017. Je kunt dan in ieder geval nog gebruikmaken van de fiscale aftrek.

Particulieren die een opleiding of studie voor een beroep volgen, kunnen alleen nog in 2016 en 2017 de kosten hiervan in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Met ingang van 2018 vervalt deze aftrekpost. In plaats daarvan komt een regeling met scholingsvouchers voor mensen die uit zichzelf minder snel geneigd zijn om scholing te volgen, maar waarvan het maatschappelijk belang van scholingsdeelname groot is. De exacte invulling van de nieuwe regeling is nog niet bekend en wordt naar verwachting in het voorjaar 2017 in de Staatscourant gepubliceerd.

De scholingsvouchers zullen met name terechtkomen bij mensen met een hoogste genoten opleiding op het niveau mbo-4 en mensen met maximaal een havo/vwo-diploma. Hoger opgeleiden zullen naar verwachting alleen toegang krijgen tot de regeling indien ze werkzaam zijn in een kwetsbaar beroep of kwetsbare sector. De scholingsvouchers zullen naar verwachting een waarde krijgen van maximaal 2.500 euro. Voor de scholingsvouchers komt in de periode 2018-2022 maximaal 90,8 miljoen euro beschikbaar per jaar, daarna maximaal 112 miljoen euro per jaar. Dit is een halvering van het budgettaire beslag van de aftrek scholingsuitgaven dat voor 2018 geraamd was op 218 miljoen euro per jaar.

Let op!
De scholingsvouchers zijn bedoeld voor een gerichte doelgroep. De kans is aanwezig dat je niet tot deze doelgroep behoort. Start daarom nog dit jaar een opleiding of studie voor een beroep en profiteer nog tot en met 2017 van de fiscale aftrek.

Tip:
Er komt een overgangsregeling voor studenten die een langdurige opleiding zijn aangegaan op het moment dat nog niet bekend was dat de aftrek scholingsuitgaven zou worden afgeschaft. Deze studenten kunnen vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de nominale duur van hun opleiding jaarlijks rekenen op een scholingsvoucher.

Koop nog dit jaar een lijfrente of stort geld op jouw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Dit wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. Laat je vooraf informeren over alle voorwaarden en de hoogte van de maximaal aftrekbare premie.

Tip:
Zorg dat je de bedragen in 2016 betaalt. Alleen dan kun je deze nog in aftrek brengen in jouw aangifte inkomstenbelasting 2016.

Met betrekking tot jouw aanslag inkomstenbelasting 2015 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2016 een rente van 4%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met het huidige rendement op een spaarrekening. Voorkom dat je deze hoge rente verschuldigd wordt en controleer of jouw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.

Tip:
Vraag ook een nieuwe lagere voorlopige aanslag aan als jouw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kun je niet meer “sparen” bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

Heb je de afgelopen jaren sterk schommelende inkomsten gehad in box 1, dan heb je misschien meer belasting betaald dan bij gelijkmatige inkomsten het geval zou zijn. In zo’n geval kun je door middel van middeling proberen geld terug te vragen bij de Belastingdienst. Middeling vindt plaats door voor drie aaneengesloten kalenderjaren uit te gaan van de gemiddelde inkomsten. Houd hierbij rekening met een drempel van 545 euro. Alleen het meerdere boven deze 545 euro krijg je van de Belastingdienst terug.

Let op!
Middeling gaat niet automatisch. Je moet hiervoor zelf een schriftelijk verzoek indienen bij de Belastingdienst.

ondernemers

24 steengoede fiscale tips voor ondernemers

Fiscalisten Coöperatie geeft tips! Ben jij ondernemer? Dan zijn fiscale regelingen vaak niet datgene waar je dagelijks mee bezig wilt zijn. Toch kan het goed zijn voor je portemonnee om je er af en toe in te verdiepen. Wij helpen je hierbij. Met onze tips kun jij betere fiscale keuzes maken. Is er iets onduidelijk of heb je vragen? Vul dan het contactformulier aan de rechterkant in.

Klik op een tip om er meer over te lezen.

Het zal je niet ontgaan zijn dat vanaf 1 mei 2016 de VAR niet meer geldig is. Vanaf die datum kun je alleen nog zekerheid krijgen over de loonheffingen als je werkt met en volgens een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst. Als je op dit moment nog niet een dergelijke modelovereenkomst hebt afgesloten, hoef je gelukkig niet in paniek te raken. Er geldt namelijk een overgangsperiode die in ieder geval loopt tot 1 januari 2018. Gedurende deze periode krijg je de tijd om je werkwijze aan te passen. Je hoeft dus nog niet klaar te zijn. Je moet echter wel kunnen laten zien dat je je inspant om te komen tot een juiste overeenkomst en werkwijze.

Tip:
Er is veel te doen rondom de modelovereenkomsten. De overgangsperiode zou oorspronkelijk eindigen per 1 mei 2017, maar is onlangs verlengd tot in ieder geval 1 januari 2018. In de tussentijd wordt gewerkt aan het oplossen van de knelpunten. Zijn belangrijke knelpunten halverwege volgend jaar nog niet opgelost? Dan wordt de overgangsperiode mogelijk verder verlengd.

Maak je gebruik van een modelovereenkomst? Dan heb je, na afloop van de overgangsperiode, alleen vrijwaring als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst straks alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking. Zorg daarom dat de modelovereenkomst waarmee je werkt in overeenstemming is met jouw individuele omstandigheden en werkwijze.

Let op!
De Staatssecretaris heeft aangegeven dat alleen bij evident kwaadwillenden of evidente afwijkingen een boete zal worden opgelegd en zal worden nageheven. In alle overige situaties krijgen partijen zonder boete of naheffing de mogelijkheid om hun werkwijze aan te passen of hun overeenkomst zo te wijzigen dat die wel overeenkomt met de manier van werken.

Je hebt tot 1 januari 2018 de tijd om jouw werkwijze aan te passen en jouw modelovereenkomsten voor te leggen aan de Belastingdienst. Tot die tijd zal de Belastingdienst alleen boetes of naheffingen opleggen als sprake is van kwaadwillendheid. Het uitgangspunt van de Belastingdienst is echter dat alle partijen als goedwillend worden beschouwd. Kwaadwillend is alleen de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking.

Tip:
De algemene modelovereenkomsten op de website van de Belastingdienst krijgen een bijsluiter om duidelijk te maken in welke gevallen ze kunnen worden toegepast. Past jouw situatie niet hierin dan kun je gebruikmaken van een individuele modelovereenkomst van de website of jouw eigen overeenkomst voorleggen.

De Belastingdienst beoordeelt de modelovereenkomsten uitsluitend op de gevolgen voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen. Deze beoordeling betreft het antwoord op de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking. Voor de aanwezigheid van een dienstbetrekking dient in ieder geval te zijn voldaan aan de drie voorwaarden: persoonlijke arbeid, beloning en gezagsverhouding. Gebleken is dat opdrachtgevers en opdrachtnemers de arbeidswetgeving als knellend ervaren. Bovendien blijkt het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking niet meer aan te sluiten bij de huidige praktijk. Het kabinet gaat daarom de komende periode bekijken hoe de begrippen “gezagsverhouding” en “vrije vervanging” kunnen worden aangepast aan het huidige maatschappelijke beeld van een arbeidsverhouding.

De beoordeling of er sprake is van een dienstbetrekking is niet eenvoudig te maken en is sterk afhankelijk van de feitelijke situatie. Als hulpmiddel kan gebruik worden gemaakt van het door de Belastingdienst gepubliceerde overzicht met bepalingen, die wel of juist niet tot een dienstbetrekking kunnen leiden. Daarnaast heeft de Belastingdienst haar beoordelingskaders van de modelovereenkomsten gepubliceerd. 

Tip:
De Staatssecretaris gaat meer duidelijkheid geven over situaties waarin zonder twijfel geen sprake is van een dienstbetrekking. Voor die situaties is een modelovereenkomst niet nodig.

Een fictieve dienstbetrekking is een arbeidsrelatie die weliswaar geen echte dienstbetrekking vormt, maar waarvan de wet bepaalt dat deze voor de loonheffingen en werknemersverzekeringen toch als dienstbetrekking wordt aangemerkt. De fictieve dienstbetrekking vormt in veel situaties een adder(tje) onder het gras. Is er namelijk geen sprake van een echte dienstbetrekking? Dan kan er onverwacht toch sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking. Tot 1 mei 2016 hoefde je je om die fictieve dienstbetrekking niet te bekommeren omdat de VAR-wuo en de VAR-dga automatisch voor uitsluiting van de fictieve dienstbetrekking zorgde. Onder de modelovereenkomsten is dat vanaf 1 mei 2016 echter anders.

Voorbeelden van fictieve dienstbetrekkingen zijn de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden en thuiswerkers. Deze fictieve dienstbetrekkingen kun je echter redelijk eenvoudig voorkomen door in een schriftelijke overeenkomst die je sluit met de opdrachtnemer op te nemen dat je gezamenlijk kiest om deze fictieve dienstbetrekkingen uit te sluiten. Zorg dat je deze overeenkomst sluit voordat de betaling van de beloning plaatsvindt.

Tip:
In veel algemene en branchespecifieke modelovereenkomsten is een dergelijk uitsluiting al standaard opgenomen. Controleer of dit het geval is. Maak je een eigen modelovereenkomst die je voorlegt? Vergeet dan niet om de uitsluiting op te nemen.

Niet alle fictieve dienstbetrekkingen kunnen zonder meer in een modelovereenkomst worden uitgesloten. Een aannemer van werk en zijn hulp staan bijvoorbeeld tot jou in fictieve dienstbetrekking. Dit kun je straks niet uitsluiten met een algemene uitsluiting in een modelovereenkomst. Alleen als de aannemer zijn werk uitvoert in de persoonlijke of huishoudelijke sfeer of als hij kan worden aangemerkt als zelfstandig ondernemer, zal geen sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking.

Let op!
Er zijn nog meer fictieve dienstbetrekkingen. Overleg met een van onze fiscalisten of in de verhouding met jouw opdrachtnemers mogelijk sprake kan zijn van een dergelijke fictieve dienstbetrekking.

Ondervind je knelpunten met betrekking tot modelovereenkomsten, dan kun je deze melden bij het ‘Knelpunt modelovereenkomsten’. Bij het knelpunt zijn nu al ongeveer 1.800 reacties binnengekomen. Uit deze reacties is onder andere op te maken dat:

  • opdrachtgevers door de afschaffing van de VAR terughoudend zijn in het inhuren van zzp-ers,
  • het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking niet aansluit bij de praktijk,
  • opdrachtgevers de arbeidswetgeving als knellend ervaren.

De Staatssecretaris heeft toegezegd alle knelpunten te inventariseren en aan te pakken.

Als je in 2016 voor meer dan 2.300 euro investeert in bedrijfsmiddelen, heb je recht op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Deze aftrek geldt voor investeringen tussen de 2.300 euro en 311.242 euro. Kom je onder de drempel van 2.300 euro? Dan kan het een overweging zijn om nog voor het eind van het jaar een investering te doen. Dreig je het maximum van 311.242 euro te overschrijden? Dan kan het raadzaam zijn jouw investeringen uit te stellen naar 2017.

Tip:
Het kan ook lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt.

Voldoe je aan alle voorwaarden? Doe in de aangifte 2016 dan een beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heb je in het verleden ook investeringen gedaan zonder beroep op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek? Dan kun je alsnog binnen vijf jaar de Belastingdienst verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan 450 euro uitgesloten. Ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

Voor de milieu- en/of energiebewuste ondernemers zijn er diverse interessante fiscale investeringsfaciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) of de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Toets of je in aanmerking komt voor de EIA, MIA of VAMIL.

Let op! Meld investeringen op tijd bij RVO.nl.
Voor EIA en MIA/VAMIL moet je de investering melden bij RVO.nl. Dit moet binnen drie maanden nadat je de investeringsverplichting bent aangegaan. Ben je te laat? Dan kom je niet meer in aanmerking voor de aftrek.

Het minimuminvesteringsbedrag voor de EIA en de MIA/VAMIL is in 2016 2.500 euro per aanmelding. Het maximuminvesteringsbedrag voor de EIA is in 2016 120 miljoen euro. Met de EIA kun je 58% van de investeringskosten aftrekken van de fiscale winst.

Let op! Houd rekening met in welk jaar je wat doet.
Het aftrekpercentage van de EIA gaat in 2017 omlaag naar 55,5% en mogelijk zelfs 55%.Voor 2018 staat nog een verdere verlaging met 0,50% gepland, maar voor 2021 weer een verhoging met  0,50% Ga je in 2016 jouw investeringsverplichting aan? Dan kun je nog profiteren van het hogere percentage van 58%. Vergeet daarbij niet binnen drie maanden na aangaan van jouw investeringsverplichting de investering aan te melden bij RVO.nl.

Afhankelijk van de categorie waarin jouw milieu-investering valt, kun je met de MIA 13,5%, 27% of 36% van het investeringsbedrag in mindering brengen op de fiscale winst. Met de Vamil heb je de mogelijkheid om 75% van de milieu-investering willekeurig af te schrijven.

Tip:
Je kunt naast de EIA of de MIA/VAMIL ook gebruikmaken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Voor toepassing van de EIA en de MIA/VAMIL moet je investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen. Tweedehands bedrijfsmiddelen komen dus niet in aanmerking. Voor de kleinschaligheids-investeringsaftrek hoeft een bedrijfsmiddel niet nieuw te zijn.

Heb je in de afgelopen vijf jaar gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer? Of stoot je het bedrijfsmiddel af? Dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor je een gedeelte van de aftrek weer terug moet betalen. Houd hier rekening mee.

Tip:
Heb je in 2012 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en hiervoor investeringsaftrek genoten? Dan loopt de desinvesteringstermijn af op 31 december 2016. Voor dit bedrijfsmiddel loont het de moeite om de desinvestering uit te stellen tot 2017. Je voorkomt daarmee een desinvesteringsbijtelling.

Voor investeringen in 2011 en voorgaande jaren is de desinvesteringstermijn in 2016 al verlopen. Deze bedrijfsmiddelen kun je ook in 2016 al desinvesteren zonder dat je te maken krijgt met een desinvesteringsbijtelling. Voor investeringen in 2013 en latere jaren verloopt de desinvesteringstermijn op zijn vroegst pas in 2018.

Heb je een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald? Dan kun je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat je een vervangingsvoornemen hebt en houdt. Je kunt de herinvesteringsreserve maximaal drie jaar na het jaar waarin je het bedrijfsmiddel heeft verkocht, in stand houden. Investeer je binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan kunt je de herinvesteringsreserve afboeken op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel.

Tip:
Stel je bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld jouw bv? Dan mag je als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die je in 2013 gevormd hebt, moet je nog vóór 31 december 2016 benutten. Doe je dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en ben je belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd.

Let op!
Bij bijzondere omstandigheden en onder strikte voorwaarden kun je de herinvesteringstermijn van drie jaar met toestemming van de Belastingdienst laten verlengen.

Beoordeel of jouw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Je kunt namelijk in de vennootschapsbelasting jouw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back), of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward). Jouw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kun je verrekenen in box 1 met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip:
Dreigt jouw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om jouw winst dit jaar te verhogen. Je kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met jouw adviseur over de mogelijkheden.

Let op openstaande verliezen!
Heb je in 2009, 2010 of 2011 gebruikgemaakt van de verruimde verliesverrekening, dan bedraagt jouw voorwaartse verliesverrekening maximaal zes in plaats van negen jaar. Een openstaand verlies uit 2009 is dan al verloren gegaan met ingang van 2016. Een openstaand verlies uit 2010 kan dan alleen nog met een winst in 2016 verrekend worden en zal daarna verloren gaan.

Heb je in 2015 een winst behaald, maar sluit je 2016 vermoedelijk af met een verlies? Dan kun je de Belastingdienst verzoeken om een voorlopige verliesverrekening, na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2016. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2015.

Let op het liquiditeitsvoordeel!
Voorlopige verliesverrekening levert je een liquiditeitsvoordeel op, want je kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.

Tip:
Heb je in 2014 een winst behaald en heb je 2015 met een verlies afgesloten? Vraag dan na indiening van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2015 om voorlopige verliesverrekening. Ook in dit geval zal de Belastingdienst dan alvast 80% van dit verlies uit 2015 verrekenen met de winst van 2014.

Aan het eind van het jaar heb je meer duidelijkheid over je winstpositie. Beoordeel of je winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijd je net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van 200.000 euro. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 20%. Of kom je in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief? Het kan dan aantrekkelijk zijn om je winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering over 2017 naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op jouw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Tip:
Wijkt je winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkom je de hoge belastingrente of, bij een teruggave, voorkom je dat jouw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

Kunt je jouw belastingschulden (tijdelijk) niet op tijd voldoen? Vraag dan kort telefonisch uitstel van betaling aan de Belastingdienst. De Belastingdienst verleent maximaal vier maanden uitstel van betaling. De Belastingdienst verleent alleen kort telefonisch uitstel als:

  • jouw totale openstaande belastingschuld minder dan 20.000 euro bedraagt,
  • je nog geen dwangbevel hebt gekregen voor de openstaande belastingschuld,
  • in de openstaande belastingschuld geen onbetaalde vergrijpboete is begrepen,
  • je voor de openstaande belastingschuld niet eerder uitstel van betaling kreeg en
  • er geen sprake is van een aangifteverzuim, oftewel je hebt altijd tijdig aangifte gedaan.

Let op!
Een belastingschuld waarvoor je uitstel van betaling hebt in verband met een bezwaarschrift, telt niet mee voor de grens van 20.000 euro. Houd er ook rekening mee dat de Belastingdienst je wel invorderingsrente in rekening brengt.

Tip:
Denk je dat je je openstaande belastingschulden niet binnen maximaal vier maanden kunt betalen? Vraag dan meteen schriftelijk uitstel van betaling aan voor een langere periode. De Belastingdienst verleent namelijk geen verder uitstel van betaling voor aanslagen waarvoor al eerder kort telefonisch uitstel van betaling is verleend.

Heb je een huurwoning, die je tot jouw privévermogen rekent en waarin je een onzelfstandige werkruimte (geen eigen opgang, geen eigen sanitair) heeft, dan kunnen er geen huurderslasten meer in aftrek van de ondernemingswinst meer worden gebracht.

Deze regeling sluit nu aan bij de huidige regeling voor eigen woningen. Indien je een eigen woning hebt, die je tot jouw privévermogen rekent en waarin je een onzelfstandige werkruimte hebt, zijn de met die werkruimte samenhangende kosten en lasten niet aftrekbaar van de winst.

Tip:
Ook kan mogelijk worden gemaakt dat de gehele woning met ingang van 1 januari 2017 niet meer als privévermogen maar als ondernemingsvermogen wordt gekwalificeerd. Meestal geldt wel de voorwaarde dat er bij de start van de ondernemingsactiviteiten een keuze wordt gemaakt en dat de woning voor minimaal 10% zakelijk moet worden gebruikt. De kosten zijn dan aftrekbaar van de winst. Er moet daarnaast wel een fiscale bijtelling voor privégebruik worden gerekend.

Je kunt btw die je al hebt afgedragen maar niet (meer) van jouw debiteur kunt innen, terugvragen bij de Belastingdienst. Dit terugvragen wordt vanaf volgend jaar een stuk eenvoudiger. Zo kun je de btw in ieder geval terugvragen één jaar nadat de factuur opeisbaar is geworden als de factuur op dat moment nog niet is betaald. Bovendien is een apart schriftelijk verzoek om teruggaaf niet meer nodig. Je kunt het oninbare btw-bedrag gewoon in de reguliere aangifte opnemen.

Tip:
Ben je al voor het einde van het jaar zeker dat er geen betaling zal worden gedaan, dan hoef je de éénjaarstermijn niet af te wachten maar heb je op dat moment al recht op teruggaaf btw.

Let op!
Als een oninbare vordering later alsnog (deels) wordt voldaan, moet je de teruggevraagde btw weer terugbetalen aan de Belastingdienst.

Ondanks dat het terugvragen van btw vanaf 2017 eenvoudiger wordt, kun je niet wachten met het terugvragen van btw op debiteuren die nu al oninbaar zijn. Je moet deze btw namelijk terugvragen binnen één maand na afloop van het aangiftetijdvak waarin is gebleken dat de debiteur niet zal betalen. Dien daarom dit jaar nog het vereiste aparte schriftelijke verzoek in en vraag deze btw op tijd terug.

Tip:
De nieuwe termijn van één jaar gaat lopen met ingang van 1 januari 2017, voor vorderingen die voor 1 januari 2017 zijn ontstaan. Dit betekent dat voor bijvoorbeeld een vordering die opeisbaar is op 1 juli 2016 en die niet wordt betaald, de btw pas kan worden teruggevraagd op 1 januari 2018 (en dus niet op 1 juli  2017)! Dit is anders als in het voorbeeld op 1 juli 2017 vaststaat dat de vordering niet zal worden betaald. Dan kun je wel op 1 juli 2017 de btw al terugvragen.

Stuur met je schriftelijke verzoek de factuur en stukken waaruit de oninbaarheid van de vordering blijkt, mee. Denk daarbij bijvoorbeeld aan aanmaningen en stukken uit de administratie waaruit afboeking van de vordering blijkt. Bij een faillissement kan gedacht worden aan een brief van de curator waarin de curator meedeelt dat er geen uitdeling komt.

Op dit moment geldt nog dat je de btw die je hebt afgetrokken moet terugbetalen op het moment dat vaststaat dat je de facturen waarop deze btw betrekking had niet (geheel) zal betalen, dan wel (gedeeltelijk) terugontvangt. Deze correctie vindt plaats twee jaar nadat de facturen opeisbaar zijn geworden als deze op dat moment nog steeds niet zijn betaald. Deze termijn bedraagt vanaf 1 januari 2017 nog maar één jaar. Dit betekent dat de btw met betrekking tot alle facturen die tot en met 1 januari 2016 opeisbaar waren en die je op 1 januari 2017 nog niet hebt betaald, per 1 januari 2017 verschuldigd wordt. Deze moeten dan door jou aan de Belastingdienst worden terugbetaald.

Let op het terugbetalen van btw!
Heb je facturen die al langere tijd opeisbaar zijn, nog niet betaald? Houd er dan rekening mee dat je vanaf 1 januari 2017 de afgetrokken btw moet terugbetalen indien er één jaar na opeisbaarheid is verstreken.

In de btw-wetgeving staan limitatieve voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil er sprake zijn van een bouwterrein. Als er sprake is van een bouwterrein, is de levering van dat bouwterrein belast met btw. Door toepassing van de samenloopregeling is dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Europese rechtspraak zorgt voor een ruimere uitleg van het begrip bouwterrein. Op dit moment kan nog gekozen worden om de limitatieve voorwaarden van de wet dan wel de ruimere uitleg van de Europese rechter toe te passen. Op die manier kan de voor het specifieke geval de meest gunstige uitkomst worden gekozen. Vanaf 2017 wordt het wettelijke begrip bouwterrein echter verruimd en is de keuzeregeling niet meer mogelijk. Hierdoor zal eerder btw verschuldigd zijn over de levering van een terrein omdat deze onder de nieuwe wetgeving als bouwterrein kwalificeert.

Tip:
Door het vervallen van de keuzemogelijkheid kan het in individuele gevallen aantrekkelijk zijn de levering van een bouwterrein nog in 2016 te laten plaatsvinden.

Indien je op jaarbasis maximaal 1.883 euro aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, kom je in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoef je een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien je op jaarbasis niet meer dan 1.345 euro aan btw verschuldigd bent. Ga daarom na of je de KOR kunt toepassen.

Tip:
Is jouw verschuldigde btw iets hoger dan de grens van 1.883 euro? Dan kan het lonen om bepaalde kosten/investeringen die gepland waren voor 2017 al in 2016 te doen. De btw die drukt op deze kosten/investeringen zal de verschuldigde btw verlagen, waarmee misschien alsnog recht ontstaat op de KOR. Wees je er wel van bewust dat je hierdoor mogelijk in 2017 niet in aanmerking komt voor de KOR.

Let op toepassing van de KOR door natuurlijke personen!
De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen. Hieronder vallen ook samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.

De Staatssecretaris onderzoekt momenteel of de KOR kan worden vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling. Hij heeft de hoop uitgesproken de Tweede Kamer daarover nog in 2016 te informeren.

Heb je in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft? Let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het aanschafjaar en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan je uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat je mogelijk btw moet terugbetalen of terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geef je op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Jouw adviseur kan je hierover meer vertellen.

Let op!
Ook voor roerende zaken waarop wordt afgeschreven of waarop kan worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter vier jaar na het jaar van ingebruikname.

Verhuur je een onroerende zaak en heb je met jouw huurder gekozen voor btw-belaste verhuur? Dan moet je huurder het pand voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) voor btw-belaste prestaties gebruiken. Doet hij dat niet meer, dan mag je niet langer btw-belast verhuren aan deze huurder, maar moet je vrijgesteld verhuren. Dit heeft gevolgen voor jouw inkoop-btw, bijvoorbeeld op onderhoud, die dan niet langer aftrekbaar is. Bovendien loop je binnen de herzieningstermijn aan tegen gedeeltelijke herziening van de btw op de aanschaf van de onroerende zaak. Jouw huurder is verplicht om je binnen vier weken na afloop van het boekjaar te informeren als hij de onroerende zaak niet ten minste 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt.

Let op!
Als de huurder in een jaar niet voldoet aan de voorwaarde dat hij de onroerende zaak voor ten minste 90% btw-belast gebruikt, hoef je niet in alle gevallen de btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht te corrigeren naar vrijgestelde verhuur. Onze fiscalisten kunnen jou hierover meer vertellen.

Tip:
Vraag je huurder om binnen vier weken na afloop van het boekjaar schriftelijk aan jou te verklaren of hij de onroerende zaak ten minste 90% zakelijk gebruikt.

Heb je een onroerende zaak verkocht en met de koper geopteerd voor btw-belaste verkoop? Dan geldt het jaar van levering en het daarop volgende jaar als referentieperiode. De koper moet binnen vier weken na afloop van die referentieperiode verklaren of hij de onroerende zaak voor ten minste 90% (sommige situaties 70%) heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Heeft hij de onroerende zaak voor minder dan 90% voor btw-belaste prestaties gebruikt, dan wordt de levering van de onroerende zaak met terugwerkende kracht alsnog een btw-vrijgestelde levering. Dit heeft btw-gevolgen voor de verkoper en koper. Onze adviseurs kunnen jou hierover meer vertellen.

Tip:
Vraag de koper van de met btw geleverde onroerende zaak om binnen vier weken na de referentieperiode te verklaren of het btw-belaste gebruik ten minste 90% is.

Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat je door het jaar heen de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt aftrekken, voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste omzet.

Voor het btw privégebruik kun je gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik ga je dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip:
Voor de auto die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt en tot jouw bedrijfsvermogen hoort, geldt een lager forfait van 1,5%. Heb je bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag je voor de berekening van het privégebruik eveneens uitgaan van 1,5%.

Let op!
Je hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. Je mag namelijk ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn dan de forfaitaire regeling. Je moet dan wel een registratie van de gereden kilometers bijhouden.

 

dga

Ben jij directeur (DGA)? Zo bepaal jij jouw loon.

Met een eigen BV – of als je met jouw BV een belang hebt in een bedrijf – ben je DGA: directeur-grootaandeelhouder. Ondanks dat je geen echte dienstbetrekking bij jouw BV hebt, moet je toch aan jezelf een ‘gebruikelijk’ salaris uitbetalen. Dit salaris is in 2016 wettelijk vastgesteld volgens onderstaande regels:

  1. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, of
  2. het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van het bedrijf, maar in elk geval € 44.000.

Wellicht klinkt het tegenstrijdig, maar als het salaris van de DGA minstens € 44.000 bedraagt, dan ligt de bewijslast voor een hoger salaris bij de Belastingdienst. De belastinginspecteur moet dan dus onderbouwen waarom het loon van de DGA hoger zou moeten zijn. Als de Belastingdienst bijvoorbeeld kijkt naar regel 2, het salaris van de meest vergelijkbare dienstbetrekking, moet de Belastingdienst daarbij duidelijk aangeven waarop die vergelijking is gebaseerd. Waarom het voor de Belastingdienst zo belangrijk is dat een DGA eventueel een hoger loon aan zichzelf moet uitbetalen? Een DGA die zichzelf in de ogen van de Belastingdienst een lager loon dan gebruikelijk uitbetaalt, zal daardoor minder loonbelasting afdragen dan anderen die geen DGA zijn, maar wel dezelfde werkzaamheden verrichten. Als de Belastingdienst het salaris hoger vaststelt zullen er naheffingsaanslagen worden opgelegd.

Andere regels voor startups

In de Belastingplannen 2017 is aangekondigd dat voor DGA’s van startups een uitzondering zal worden gemaakt op het minimum gebruikelijke loon van € 44.000 (2016). Het gaat om DGA’s van innovatieve bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en voor de toepassing van de S&O- afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt. Zij mogen met ingang van 2017 een lager gebruikelijk loon met hun BV afspreken, met als ondergrens het wettelijke minimumloon. Zo kunnen startups beter investeren in de ontwikkeling van hun (innovatieve) product(en). Zij hoeven dan geen rekening te houden met de verplichte hoge loonkosten voor henzelf. Deze regeling is tijdelijk, en vervalt in principe weer per 1 januari 2022.

Slim je eigen loon bepalen?

In onze praktijk zien wij veel DGA’s die de hoogte van het DGA-loon moeten bepalen maar nog geen reëel idee daarover hebben. En hoewel elk bedrijf anders in elkaar zit, is een sterke onderbouwing het belangrijkste bij het bepalen van de hoogte van het DGA-loon. Als jij vooraf zekerheid wilt, voeren wij graag overleg met de Belastingdienst. Ook als je dat niet wilt, sta je bij discussie achteraf met een goed onderbouwd verhaal nog steeds 1-0 voor.

Heb je vragen hierover of wil je advies over jouw specifieke situatie? Bel 035-6315520 of mail naar info@fiscalistencooperatie.nl!

eigen woning verhuren

Je eigen woning verhuren: hoe werkt dat fiscaal gezien?

Heb jij weleens overwogen om je eigen woning tijdelijk of langdurig te verhuren? Of misschien niet je gehele woning, maar een kamer of etage? Bij verhuur komt fiscaal gezien een hoop kijken. Er zijn verschillende regelingen en voorwaarden waarop je moet letten. Lees verder als jij wilt weten wat er komt kijken bij het verhuren van je woning.

De regels zijn soepeler geworden

De regeling voor het hebben van een eigen woning (en dus de hypotheekrenteaftrek) was normaal gesproken alleen geldig als je je woning niet verhuurde. Sinds 1 januari 2010 is de eigenwoningregeling aangepast. Door deze aanpassing wordt het voor woningeigenaren mogelijk om hun huis (tijdelijk) te verhuren, zonder dat de eigen woning fiscaal gezien in Box 3 belandt.

Wat kan er zonder de aangepaste regeling gebeuren als je je woning verhuurt aan derden?

  • Je eigen woning verschuift in de aangifte inkomstenbelasting van box 1 naar box 3;
  • Je krijgt geen hypotheekrenteaftrek meer;
  • Je krijgt 1,2% heffing over de waarde van de woning (minus je hypotheekschuld).

Woning via Airbnb verhuren

Je huis of een deel van je huis via Airbnb verhuren wordt steeds populairder. Je kunt er dan ook aardig wat mee bijverdienen. Bij verhuur van korte perioden (maximaal enkele weken) blijven de eigenwoningregeling en dus ook de hypotheekrenteaftrek gewoon gelden. Wel moet in de aangifte inkomstenbelasting naast het eigenwoningforfait (het fictieve voordeel uit eigen woning), 70% van de opbrengst van de verhuur worden opgegeven als voordeel uit eigen woning (Box 1).

Sommige kosten kunnen in aftrek worden gebracht, zoals: gas-, water- en elektriciteitsgebruik door de huurder, bemiddelingskosten en verleende diensten (bijvoorbeeld het verstrekken van linnengoed). Als je voor deze kosten een afzonderlijke vergoeding vraagt, dan is deze vergoeding niet belast maar zijn de kosten ook niet aftrekbaar.

Andere fiscale zaken waar je rekening mee moet houden als je je woning verhuurt via Airbnb, zijn:

  • Toeristenbelasting
  • Onderhoudskosten
  • Commissie voor Airbnb
  • Eventueel BTW

Langdurige verhuur

Steeds meer mensen verhuren hun woning voor langere tijd, bijvoorbeeld gepensioneerden met een tweede huis in het buitenland. Voor iemand die enkele maanden of langer in het buitenland verblijft, is het heel voordelig en ook praktisch om de woning in Nederland te verhuren. Zo blijft de woning niet te lang leegstaan en kunnen ook de doorlopende kosten gedekt worden. Daar zijn echter wel gevolgen voor de inkomstenbelasting aan verbonden.

Bij langdurige verhuur eindigt de eigenwoningregeling (Box 1) en dus ook de hypotheekrenteaftrek. De woning en de hypotheekschuld moeten hierdoor in de aangifte inkomstenbelasting worden opgenomen in Box 3. De waarde van de woning wordt hierin, na aftrek van de hypotheekschuld op 1 januari van het jaar, belast met 1,2%. De huuropbrengsten zijn onbelast.

Let op: als verhuur van de woning aan derden op grond van de hypotheekakte niet is toegestaan, dan moet vooraf overleg met de bank plaatsvinden.

Uitzondering: langdurige kamerverhuur

Een uitzondering op de verschuiving naar Box 3 is de vrijstelling voor langdurige kamerverhuur.

Niet-tijdelijke verhuur van woonruimte (denk aan kamers of etages) zou in eerste instantie geen onderdeel meer zijn van de eigen woning. Dit betekent dat die kamer of etage en de daarmee gedeeltelijke hypotheekschuld in Box 3 van de aangifte inkomstenbelasting zou gaan vallen. Het belang zit hem in het kunnen aftrekken van de hypotheekrente. Deze zou dan ook worden beperkt. In zo’n geval kan het fiscaal voordeliger zijn om het verhuurde deel ook onder de eigen woning te laten vallen. Dit mag onder de volgende voorwaarden:

  • De opbrengst is maximaal € 5.069 (in 2016);
  • De verhuurde ruimte is geen zelfstandig onderdeel van de eigen woning (eigen ingang);
  • Verhuur is niet tijdelijk;
  • Zowel de verhuurder als de huurder staan bij de gemeente ingeschreven op hetzelfde adres.

Voor de inkomstenbelasting moet dan het eigenwoningforfait van de hele woning als inkomsten worden aangegeven en kan de hypotheekrente van de hele woning als aftrekpost worden aangegeven. Als er niet wordt voldaan aan de voorwaarden, dan valt het verhuurde deel van de woning en dat gedeelte van de hypotheekschuld wél in Box 3.

Heb je vragen hierover? Bel (0)35 6315520 of mail naar info@fiscalistencooperatie.nl.

wet DBA

Angst om zzp’ers in te huren door wet DBA

Het wetsvoorstel DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) houdt de gemoederen in ondernemend Nederland flink bezig. Er duiken berichten op dat bedrijven angstig zijn om zzp’ers in te huren met het oog op de wetgeving. Sommige bedrijven laten aan ‘hun’ zzp’ers weten dat zij alleen nog via een intermediair aan een opdracht kunnen komen. Er wordt van alles gedaan om een mogelijke naheffing loonbelasting en sociale premies buiten de deur te houden. De angst bestaat ook dat een zzp’er alsnog een dienstverband kan claimen. Wat is er precies veranderd?

Nu: VAR (Verklaring Arbeidsrelatie)

De Belastingdienst beoordeelt nu nog aan de hand van een inschatting van de werkzaamheden van een zzp’er onder welke VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) de werkzaamheden vallen. Is er naar het oordeel van de Belastingdienst sprake van een VAR-winst uit onderneming (VAR-wuo), dan kan de zzp’er deze aan zijn opdrachtgever tonen. De opdrachtgever hoeft dan geen naheffingsaanslagen loonbelasting en sociale premies te betalen. Mocht bij een controle blijken dat de zzp’er zijn werkzaamheden anders of in een andere relatie heeft gedaan dan vooraf aangegeven, dan ligt het risico bij hem. Naheffen bij de opdrachtgever is daarnaast lastig, blijkt uit de jurisprudentie. Dit terwijl in de ogen van de regering de opdrachtnemer én -gever verantwoordelijk zijn voor een juiste belasting- en premieafdracht. Er komt nu een nieuwe wet: DBA.

Straks: DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties)

Het wetsvoorstel DBA was volgens de regering nodig om de balans in verantwoordelijkheden van beide partijen te herstellen en de handhavingsmogelijkheden te verbeteren. Niet een verklaring van de zzp’er, maar een overeenkomst van zowel de zzp’er als de opdrachtgever moet de nodige zekerheid voor een juiste belastingtoepassing geven. De Belastingdienst heeft voor de DBA enkele modelovereenkomsten gepubliceerd die gebruikt kunnen worden. Als er volgens die modelovereenkomsten gewerkt wordt, mag je ervan uitgaan dat de Belastingdienst niet aanklopt bij de opdrachtgever.

Eerst goedkeuring Belastingdienst, dan pas aan de slag

Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft aangegeven dat een incidentele afwijking van de overeenkomst niet direct leidt tot het vervallen van die zekerheid. De crux zit hem er echter in dat werkzaamheden dynamisch van aard kunnen zijn. Wanneer er wijzigingen in de werkzaamheden optreden, dan moet hiervoor een nieuwe overeenkomst worden opgesteld, die weer moet worden beoordeeld door de Belastingdienst. Zonder die uitkomst zal een opdracht niet beginnen, wat een onwenselijke situatie is. Tenminste, als we de geluiden van het bedrijfsleven mogen geloven.

Uitvoerbaarheid

Het ziet er niet naar uit dat de Belastingdienst het bedrijfsleven tegemoet kan komen door de beoordeling direct beoordeeld te retourneren. Op deze manier kunnen werkzaamheden (te lang) onuitgevoerd blijven. Dit is een praktische kant die niet echt naar voren komt in de parlementaire stukken. Hoe zal de uitvoerbaarheid zijn, aangezien Nederland volgens het CBS in het tweede kwartaal van 2015 806.000 zelfstandigen zonder personeel telde?

Fiscaal consult

Ben je zzp’er of maak je van de diensten van zzp’ers gebruik en wil je ons als sparringpartner inzetten of een fiscaal consult aanvragen? Schroom dan niet en neem contact met ons op.

rechtsvorm, vof, bv, eenmanszaak, coöperatie

Welke rechtsvorm kies ik voor mijn onderneming?

Bij het opstarten van een onderneming komt veel kijken. Ook als je samen met een ander wilt ondernemen. Bijvoorbeeld welke rechtsvorm u voor uw onderneming kiest. Er zijn veel verschillende rechtsvormen die allemaal andere kenmerken hebben.

Welke rechtsvorm kies je?

De vijf meest voorkomende rechtsvormen zijn:

  1. Eenmanszaak
  2. VOF
  3. Maatschap
  4. BV
  5. Coöperatie

Lees verder om erachter te komen welke rechtsvorm het best bij uw bedrijf past.

  1. Eenmanszaak

Als u in uw eentje een onderneming beheert, dan is de onderneming een eenmanszaak. U kunt bij de rechtsvorm eenmanszaak wel personeel in dienst hebben. Zonder personeel bent u namelijk ZZP-er (zelfstandige zonder personeel). Verder kunt u in een eenmanszaak een bedrijf uitoefenen, maar ook een beroep, zoals huisarts of boekhouder. Een nadeel is wel dat de ondernemer volledig aansprakelijk is voor schulden van de onderneming.

Inkomstenbelasting
De eigenaar van de eenmanszaak betaalt over de behaalde winst inkomstenbelasting. De ondernemers kunnen recht hebben op belastingvoordelen.

BTW
Btw is relevant voor u als u deelneemt in het economisch verkeer en belaste prestaties verricht. U betaalt bijvoorbeeld geen btw als u goederen of diensten levert waarbij er sprake is van vrijstelling van btw.

Loonbelasting
Met personeel bent u verplicht loonadministratie bij te houden voor de loonbelasting

  1. VOF

Bent u van plan om samen met anderen een onderneming op te zetten, dan kunt u kiezen voor de rechtsvorm VOF (vennootschap zonder firma). Bij een VOF zijn alle vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor eventuele schulden. Dit betekent dat een schuldeiser het gehele bedrijfsvermogen kan aanspreken, maar ook het privévermogen van de vennoten afzonderlijk.

Inkomstenbelasting
Voor de inkomstenbelasting is iedere individuele vennoot belastingplichtig. De vennoten kunnen ook als ondernemer worden aangemerkt. Hierdoor hebben zij recht op de fiscale voordelen die voor ondernemers gelden.

BTW
Voor de btw is de VOF belastingplichtig en niet de vennoten afzonderlijk. Dit geldt alleen niet als de vennoten ook nog om een andere reden als ondernemer voor de btw moeten worden aangemerkt.

Loonbelasting
Als de VOF personeel in dienst neemt, dan is de VOF inhoudingsplichtig voor de loonbelasting.

  1. Maatschap

Vrije beroepsbeoefenaars die hun beroep samen willen uitoefenen onder gemeenschappelijke naam, kunnen dat doen in de rechtsvorm van een maatschap. In geval van een maatschap is iedereen voor gelijke delen aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid geldt voor het gehele individuele vermogen (dus inclusief het privévermogen).

Een bijzondere vorm is de stille maatschap. De beroepsuitoefening wordt hierbij niet onder gemeenschappelijke naam uitgeoefend. De stille maat voldoet niet per definitie aan de voorwaarden van het ondernemerschap, maar wel als:

  • hij rechtstreeks verbintenissen van de maatschap aangaat en zich zo verbindt;
  • er door de andere maten van de stille maatschap wel bevoegd wordt gehandeld namens de overige maten, en daardoor ook de stille maat met zekere regelmaat wordt verbonden voor verbintenissen van de maatschap.

Het zal voor de stille maat vooral moeilijk zijn om aan te tonen dat er sprake is geweest van een dergelijk bevoegd handelen. Met een volmacht kan dit probleem worden opgelost.

Inkomstenbelasting
De maten zijn zelfstandig belastingplichtig voor de inkomstenbelasting, net zoals bij een VOF. Meestal zal iedereen binnen de maatschap ook voldoen aan de criteria voor het ondernemerschap en dus recht hebben op ondernemersfaciliteiten.

BTW
Voor de btw is de maatschap belastingplichtig en niet iedereen afzonderlijk. Dit is wel het geval als iemand ook nog voor een andere reden als ondernemer voor de btw moeten worden aangemerkt.

Loonbelasting
Neemt de maatschap personeel in dienst, dan is de maatschap inhoudingsplichtig voor de loonbelasting.

  1. BV

De rechtsvorm BV (Besloten Vennootschap) is een zelfstandig rechtspersoon met eigenaren. De eigenaren zijn de aandeelhouders van de BV. De directeur die tevens eigenaar is van de BV, is in feite in loondienst én is aandeelhouder van de BV.

Een BV is voornamelijk geschikt voor ondernemers die een belastbare winst halen vanaf € 90.000 en hun risico willen beperken. Anders dan een eenmanszaak of VOF, is de BV aansprakelijk. Dit geldt niet in het geval van misbruik. Dan kan de directeur via een omweg alsnog aansprakelijk worden gesteld. Verder wordt een aandeelhouder als werknemer van zijn eigen bedrijf aangemerkt.

Vennootschapsbelasting
De vennootschapsbelasting kent een lager belastingtarief dan de inkomstenbelasting. Ook kan winst in de BV achterblijven. Daarmee is de BV (holding) in de praktijk zeer geschikt om te sparen voor de oudedag of voor andere beleggingen.

BTW
Voor de btw is de rechtsvorm BV zelf belastingplichtig en niet de aandeelhouder.

Loonbelasting
Neemt de BV personeel in dienst, dan is de BV inhoudingsplichtig voor de loonbelasting.

  1. Coöperatie

De rechtsvorm coöperatie is de laatste jaren vooral erg populair onder ZZP-ers die hun krachten willen bundelen. Een coöperatie is een zelfstandig rechtspersoon, net als een BV. Anders dan de BV heeft een coöperatie geen aandeelhouders, maar leden. Een coöperatie is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De aansprakelijkheid van de leden bij schulden kan bij de leden zijn beperkt of worden uitgesloten.

Bij een coöperatie zijn de leden zelfstandig ondernemer via een eenmanszaak of een BV. De fiscale kwalificatie van de leden kan fiscaal lastig zijn. De leden kunnen namelijk als zelfstandige ondernemer óf als werknemer worden aangemerkt. Het hangt af van de statuten, het inkomen van de leden en de mate van afhankelijkheid of de Belastingdienst de leden als werknemer of ondernemer wil aanmerken. Met een van de partners van Fiscalisten Coöperatie – Coöperatie Expert – is een zogenoemd stroomschema ontwikkeld om een startende coöperatie en haar leden te begeleiden.

Vennootschapsbelasting
Voor de inkomstenbelasting kan een lid worden aangemerkt als zelfstandig ondernemer (eenmanszaak) of als directeur-grootaandeelhouder indien het lid participeert in de BV-vorm. De leden kunnen als ondernemer worden aangemerkt, waardoor zij recht hebben op de fiscale ondernemersfaciliteiten. Bij een BV-rechtsvorm heeft het lid geen recht op fiscale ondernemersfaciliteiten maar heeft hij een gunstig belastingtarief (interessant bij een omzet vanaf € 90.000).

BTW
Voor de btw zijn de coöperatie en de leden afzonderlijk belastingplichtig.

Loonbelasting
Neemt de coöperatie personeel in dienst, dan is de coöperatie inhoudingsplichtig voor de loonbelasting.

Een verhelderend overzicht van de verschillende rechtsvormen vindt u hier:

  Aansprakelijkheid Belastingplichtig BTW Loonbelasting
Eenmanszaak Eigenaar hoofdelijk aansprakelijk (incl. privévermogen) Eigenaar Onderneming Ja, indien personeel in dienst
VOF Vennoten hoofdelijk aansprakelijk (incl. privévermogen) Individuele vennoot VOF
MAATSCHAP Maten Individuele maat Maatschap
BV BV BV BV
COOPERATIE Beperkt of uitgesloten Coöperatie & leden afzonderlijk Coöperatie & leden afzonderlijk

Heb je vragen over het kiezen van een rechtsvorm? Neem dan contact op met een onze fiscalisten via info@fiscalistencooperatie.nl

Ondernemer voor de inkomstenbelasting?

Belastingheffing onderneming voor de inkomstenbelasting

De belastingplichtige, die winst behaalt met zijn eigen onderneming, moet  over die winst inkomstenbelasting in Box 1 (heffing tot maximaal 52%) betalen. Er kan echter wel gebruik worden gemaakt van fiscale faciliteiten, die de belastbare winst verlagen. De fiscale faciliteiten voor winstgenieters kunnen worden verdeeld in ondernemersfaciliteiten en ondernemingsfaciliteiten.

Ondernemersfaciliteiten:

  • MKB-winstvrijstelling
  • Ondernemersaftrek (waaronder startersaftrek, zelfstandigenaftrek, meewerkaftrek, aftrek speur- en ontwikkelingswerk en stakingsaftrek)
  • Oudedagsreserve

Deze faciliteiten gelden alleen voor belastingplichtigen die als ondernemer kwalificeren. Voor de onder ondernemersaftrek genoemde faciliteiten geldt de aanvullende eis dat er wordt voldaan aan het urencriterium. Daaraan wordt voldaan als:

  1. Er minimaal 1.225 uur per kalenderjaar wordt besteed aan het voor eigen rekening drijven van een onderneming of ondernemingen.
  2. Voor de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt een minimum van 800 uur, maar er bestaat geen recht op deze aftrek als aan de andere vereisten voor het ‘normale’ urencriterium wordt voldaan.
  3. Van de voor werkzaamheden beschikbare tijd wordt meer dan de helft aan de onderneming besteed (de zogenaamde grotendeelseis).

 

Ondernemingsfaciliteiten:

  • Willekeurige afschrijving
  • Investeringsaftrek
  • Scholingsaftrek
  • Egalisatiereserve
  • Herinvesteringsreserve

Deze faciliteiten gelden voor alle winstgenieters.

 

Heeft u een onderneming voor de inkomstenbelasting?

‘Een onderneming is een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, die deelneemt aan het economische verkeer met het oogmerk om winst te behalen en waarbij deze winst ook redelijkerwijs te verwachten moet zijn.’

Of sprake is van een onderneming hangt niet af van de wil van de ondernemer,  maar wordt aan de hand van de feiten en omstandigheden beoordeeld. Er wordt daarbij onder andere gelet op de winstgevendheid van de werkzaamheid (bij structurele verliesgevendheid is geen sprake van een onderneming), op de zelfstandigheid van de onderneming, op de duurzaamheid van de werkzaamheden, op de omvang van de investeringen, op het aantal opdrachtgevers, op het lopen van ondernemings- en debiteurenrisico en op welke wijze de onderneming naar buiten bekend wordt gemaakt.

Wilt u een onderneming starten en wilt u weten wat dit fiscaal voor u betekent of wilt u weten of u optimaal gebruik maakt van de fiscale faciliteiten? Neem dan contact met ons op!